Wie zich niet concreet op Gods Woord beroept, baseert zich op pragmatische, autonome, emotionele of algemeen vage religieuze gevoelens. De daaruit voortvloeiende ethische overwegingen leiden veelal tot een praktijk die niet in overeenstemming is met de Schrift. Alleen de Bijbel mag gelden als normatieve regel ten aanzien van het denken en handelen van christenen over een diepingrijpende zaak als echtscheiding.
Op grond van de in hoofdstuk 2 beschreven resultaten van nauwkeurige exegese van de Heilige Schrift vat de commissie enkele conclusies samen.
3.1. Wezen van het huwelijk
Door middel van het huwelijk smeedt God twee mensen samen tot één mens, tot een unieke eenheid. Dat was zo gedurende de ideale situatie van het paradijs, maar ook daarna. De Heere beschouwt de zondeval niet als verontschuldiging voor de sociale ontreddering in de samenleving en van ontwrichting van de eenheid van het huwelijk. God heeft twee samengevoegd tot één. Dat scheide de mens niet.
Binnen deze heiligheid van het huwelijk heeft de Heere ook de lichamelijke eenheid en geslachtsgemeenschap gegeven. Als een geschenk van Hem. Alles wat zich in seksueel opzicht buiten het huwelijk afspeelt, is zonde.
Soms verlaat één van beide echtelieden in het huwelijk de ander, zonder dat er sprake is van hoererij – ontucht waarbij sprake is van geslachtsgemeenschap. Dat verbreekt de wezenlijke, diepe eenheid van het huwelijk niet. Waar echtgenoten uit elkaar gaan, anders dan om hoererij, zijn ze voor God nog steeds getrouwd. Dat geldt ook indien er sprake is van een affectieve, romantische verhouding. Zo’n verhouding, in de sfeer van wat in paragraaf 2.5.1.b. werd aangeduid als aselgeia, werkt ontwrichtend en is ook censurabel. Maar zij vormt op zichzelf onvoldoende reden voor echtscheiding.
Een gehuwde mag in dergelijke situaties dan ook niet actief stappen nemen om tot een scheiding te komen. Indien iemand zich op deze wijze – dus zonder dat er sprake is van hoererij – geconfronteerd ziet met een opgedrongen echtscheiding, wijst Paulus de weg van het ongehuwd blijven of verzoenen.
3.2. Hoererij als oorzaak van en reden tot scheiding
Hoererij is een begrip dat duidt op de seksuele, lichamelijke daad van het fysiek één lichaam worden met een ander dan de eigen echtgenoot of echtgenote binnen het huwelijk, of het hebben van geslachtsgemeenschap van twee personen buiten het huwelijk. Het zevende gebod tekent hoererij – het één vlees worden met een ander buiten het huwelijk – als zonde tegen God. Als zodanig verstoort hoererij primair en diepingrijpend de verhouding met God. Zo kan hoererij voor het hele bestaan met al zijn intermenselijke verhoudingen vérstrekkende gevolgen hebben. Het oordeel van God rust daarop.
Hoererij is ook zonde tegen het eigen lichaam, omdat geslachtsgemeenschap met een derde de wezenlijke twee-eenheid tussen man en vrouw binnen het huwelijk verbreekt. Daar komt ook nog bij dat er bij hoererij ook sprake is van het uitleven van de zonde buiten het huwelijk.
De huwelijksband breekt niet omdat de een de ander in de steek laat. De huwelijksband gaat evenmin teniet door allerlei psychische en sociale oorzaken en verwarring, hoe diepingrijpend ook. Alleen hoererij breekt het huwelijk in zijn diepste wezen. Zo verbreekt iemand die zijn andere helft in de steek laat en geslachtsgemeenschap heeft met een derde de wezenlijke eenheid van het huwelijk. Alleen hoererij is dan ook oorzaak van het verbreken van de echtelijke eenheid.
Alleen hoererij kan reden vormen tot echtscheiding. Niet elke meer of minder oppervlakkige relatie, een gebaar, een kus, een innige omarming, valt dus als hoererij te typeren. Die dingen zijn overigens wel overtredingen van het zevende gebod. En datzelfde geldt voor allerlei kwaad dat beschikbaar is in virtuele seks, boeken e.d.
De commissie sluit van het begrip hoererij ook uit het bezoeken van pornosites en het bekijken van pornobladen. Er zijn veel mogelijkheden om te visualiseren wat in de gedachten en fantasieën van mensen omgaat. Hier is wel sprake van zonde van de ogen en zondigen met gedachten en van het koesteren van zondige begeerten, maar er vindt geen lichamelijk één-worden met een ander plaats. Hoe ingrijpend dit ook is, dit soort werken des vleses zijn te scharen onder de noemer van onreinheid, akatharsia, en niet onder overspel of hoererij.
Het is van groot belang voor het pastoraat om dit onderscheid goed vast te houden. Kerkelijke vergaderingen en ambtsdragers mogen niet te gemakkelijk een echtscheiding als onvermijdelijk c.q. wettig aanvaarden, zolang er geen sprake was van concrete hoererij in de zin van geslachtelijke gemeenschap. Er dient gedegen onderzoek plaats te hebben naar de vraag of dat aan de orde is, of juist niet.
3.3. Causa religionis
De in paragraaf 2.3. beschreven exegese van 1 Korinthe 7, met name vers 15, leidt tot de volgende conclusies als het gaat om causa religionis. In de tijd van de apostel Paulus werden tal van huwelijken gesloten tussen twee heidenen. Na verloop van tijd kwam soms één van beiden tot het christelijk geloof. De gelovige mag dan geen stappen ondernemen om tot een scheiding te komen. De gelovige partij mag daartoe nooit het initiatief nemen. De man, die gelovig is geworden, mag zijn vrouw niet wegzenden, omdat ze ongelovig is (gebleven), en evenmin omdat hij vanwege dit huwelijk onheilig zou worden. Dat geldt wederkerig ook voor de gelovige vrouw.
Ook als de getrouwden niet in alles een geestelijke eenheid kunnen zijn, dan is de regel: niet scheiden, maar gehuwd blijven. Hoewel de gelovige daartoe nooit het initiatief mag nemen, kan het voorkomen dat de ongelovige partij wil scheiden. Dan hoeft men niet koste wat kost bij elkaar te blijven. Als de keuze gemaakt moet worden tussen God en de ander in het huwelijk, dan moet in deze situatie de keuze voor God prevaleren.
Er is hier dus sprake van zeer uitzonderlijke situaties, die zich vooral voordeden in de eerste christelijke gemeenten. Mag dan het geval waar Paulus op doelt – twee heidenen trouwen, de een komt tot geloof, de ongelovige wil scheiden, de gelovige hoeft dat niet koste wat kost tegen te houden – naar analogie toegepast en uitgebreid worden tot allerlei situaties waarin twee beginselen tegelijk spelen en op elkaar dreigen te botsen? Het beginsel van trouw zijn aan je huwelijkspartner en je roeping om Christus te volgen? In de zeer uitzonderlijke situatie waarover 1 Korinthe 7 spreekt, geeft de apostel Paulus de richting aan: de roeping om Christus te volgen gaat in dat geval voor. Maar de gelovige mag zijn roeping niet misbruiken om zijn huwelijk te beëindigen.
De gelovige initieert niet, maar berust, hetzij in een moeilijk huwelijk met een heiden, óf in de begeerte van een heiden om te scheiden. Hij heeft zijn roeping te volgen, hetzij in de ene, hetzij in de andere situatie.
De aan de orde zijnde kwestie in 1 Korinthe 7 heeft er sommigen wel toe gebracht om te stellen dat Paulus hier de Heere Jezus aanvult als het gaat om de gronden van echtscheiding. Als dat zo is, dan zou de kerk dat vandaag de dag ook wel mogen doen. Men spreekt dan van voortgaande openbaring: wij zouden meer licht in bepaalde zaken hebben dan Paulus in zijn tijd. Situaties zoals wij ze nu kennen, kon hij nu eenmaal niet kennen, want ze deden zich in zijn tijd niet voor; wij moeten dan maar handelen naar analogie of in de geest van.
Sommigen gebruiken uitzonderingsgevallen of uitspraken over bijzondere gevallen in de Schrift als motief. Als voorwendsel dus om tot eigentijdse uitspraken te komen op grond van die zogenoemde voortgaande openbaring. Maar de apostel zegt in 2 Petrus 1:19a: ‘Wij hebben het profetisch Woord dat zeer vast is.’
De commissie wil in navolging van vele theologen uit Reformatie en Nadere Reformatie de echtscheiding wegens causa religionis beperken tot het geval dat twee mensen als heiden getrouwd zijn, waarbij de een komt tot geloof en de ander daardoor hem het leven in het verband van het huwelijk onmogelijk maakt en wil scheiden. Dan wordt van de gelovige niet gevraagd om koste wat het kost die scheiding tegen te houden.
Anno 2019 kan een van de partners na de sluiting van het huwelijk, de man of de vrouw, onkerkelijk worden. Aanvankelijk hebben de echtgenoten wellicht goede voornemens gehad en beiden beloofd ‘in die heilige staat alzo te leven’, maar in de praktijk van het huwelijk verloochent een van beiden deze belofte en wil komen tot ontbinding van het huwelijk.
Kan nu degene die kerkelijk blijft zich beroepen op Paulus´ woorden om zijn of haar echtscheiding te legitimeren? De commissie meent van niet. De uitgangssituatie bij het begin van het huwelijk is een geheel andere dan de situatie waarover Paulus in 1 Korinthe 7 spreekt. De roeping van de gelovige is juist om naar zijn vermogen het huwelijk in stand te houden.
De vraag die dan nog rest is of na de ontbinding van een huwelijk wegens verlating op grond van causa religionis het de verlatene op bijbelse gronden is toegestaan een tweede huwelijk aan te gaan en of dat huwelijk dan kerkelijk bevestigd kan worden.
Er zijn verschillende redenen om tot de conclusie te komen dat hertrouwen na echtscheiding wegens causa religionis op schriftuurlijke gronden niet mogelijk is. In de eerste plaats omdat 1 Korinthe 7, waarin de situatie van de causa religionis juist ter sprake komt, daarvoor geen grond geeft. Integendeel. De apostel Paulus gaat uit van de vooronderstelling: niet scheiden. En als er sprake is van een scheiding: ‘dat zij ongetrouwd blijve of met de man verzoene.’
Blijvend uitgangspunt is de levenslange eenheid van man en vrouw. Naar de mening van de commissie wordt die alleen verbroken door de dood en door porneia. De band tussen man en vrouw is zo sterk, dat die wel juridisch en feitelijk verbroken kan worden, maar ten diepste toch in stand blijft. Je bent nooit helemaal los van elkaar. Voor mensen kun je scheiden, voor God ben je niet zomaar vrij.
Het karakter van het huwelijk en van het uitgesproken jawoord maakt het ten slotte onmogelijk om nog bij het leven van de eerste partner, voor de tweede keer de belofte te doen van trouw ‘tot de dood scheiding maakt’. De enige uitzondering hierop moet blijven: overspel. Daardoor wordt de wezenlijke twee-eenheid tussen man en vrouw verbroken. Al kan die door boete en berouw hersteld worden.