Vraag 73.1: Mag een verborgen zonde ook tegenover een (wijk)ouderling beleden worden?
Antwoord 73.1: Het lijkt ons goed mogelijk dat de verborgen zonde alleen wordt beleden tegenover de wijkouderling. Dat dit niet is genoemd, sluit het dus niet uit. Een en ander hangt af van de aard van de zonde. Als het een zonde is, die uitsluitend de persoon zelf raakt en waarvan het niet de verwachting is dat deze openbaar wordt, dan kan het zo klein mogelijk worden afgehandeld.
Vraag 74.1: Is een verborgen zonde openbaar geworden op het moment dat deze de kerkenraad bekend gemaakt wordt? Dan zou een openbare schuldbelijdenis nodig zijn. Wat zijn criteria voorde vaststelling van openbare of verborgen zonden?
Antwoord 74.1: Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
a. Het is aan het oordeel van de kerkenraad of een zonde beschouwd moet worden als ‘openbaar’ of ‘verborgen’. Criteria zijn te vinden in de handboeken van ds. K. de Gier en ds. W. Silfhout:
· Het zijn zonden tegen de zuiverheid van de leer of tegen de vroomheid des levens.
· De zonde is verborgen gebleven en niet aan velen bekend.
· Een scherpe getalsmatige grens is moeilijk aan te geven.
b. Ook als de zonde alleen bekend is bij de kerkenraad, blijft het een verborgen zonde. Als er een vrees bestaat dat de zonde spoedig openbaar zou kunnen worden, past voorzichtigheid.
c. Bij een verborgen zonde wordt van de schuldbelijdenis geen melding gemaakt naar de gemeente.
Vraag 76.1: Is bij de eerste trap van censuur geen advies van de classis nodig?
Antwoord 76.1: De tekst van de DKO-2019 wijst in het eerste lid op de zgn. stille censuur, en in het tweede lid op de afsnijding in drie trappen. In dat laatste geval is advies van de classis noodzakelijk voordat men de naam openbaar maakt (dus de tweede trap). Zo bepaalde de Dordtse Kerkorde reeds in artikel 77. Dat artikel is gehandhaafd. In een vacante gemeente is het wel aan te bevelen dat er overleg is met de consulent alvorens de kerkenraad overgaat tot het instellen van de eerste trap van censuur.
Vraag 79.1: Moet de naburige gemeente een grotere gemeente zijn?
Antwoord 79.1: Ja, dit is in verband met de objectiviteit, zorgvuldigheid en deskundigheid aan te bevelen. Het zou zelfs zo kunnen zijn dat een grotere gemeente de naburige gemeente is van bijv. twee kleinere gemeenten, die zelf te klein zijn om op inhoudsvolle wijze ‘naburige gemeente’ te zijn.
Vraag 80.1: Er wordt gesproken over zonden ‘waarvoor een niet-ambtsdrager in aanmerking komt voor de afsnijding’. Moet dan ook bij ambtsdragers de censuur volgen?
Antwoord 80.1: Inderdaad, als er sprake is van afsnijdingswaardige zonden, dan zal ook bij ambtsdragers de kerkelijke tucht plaats hebben langs de gebruikelijke weg.
Vraag 80.2: Is er bij herstelling in het ambt sprake van een advies van de deputaten ex artikel 49 DKO, of van goedkeuring?
Antwoord 80.2: Het advies van deputaten ex artikel 49 DKO is in dit soort situaties altijd een zwaarwegend advies, dat wil zeggen dat hun goedkeuring/instemming nodig is. Anders kan de zaak geen voortgang hebben. Een en ander uiteraard met de mogelijkheid van beroep op de PS. (zie blz. 35, artikel 4, toelichting d.)
Vraag 82.1: Hoe ga je om met het vermelden van belangrijke zaken (bijvoorbeeld censuur) betreffende een vertrekkend lid van de gemeente, mede in het licht van de privacy-bepalingen?
Antwoord 82.1: Inderdaad is (vanuit de AVG) de privacy van groot belang.
Wel zal censuur op een attestatie vermeld moeten worden, met daarbij het gebod op grond waarvan de censuur is toegepast. Dat behoort tot de wezenlijke zaken van het kerkzijn. Andere vermelding is niet toegestaan. Eventueel kan in mondeling overleg met de ontvangende kerkenraad, met toestemming van het lid, iets worden gezegd. Voorts kan aan het geweten van het lid gelegd worden dat hij op een open en eerlijke wijze bijzonderheden meldt.
Op een bewijs van lidmaatschap staat geen aantekening van censuur.