Toelichting bij 2.3:
a. Dat bestraffen kan zeer verschillend gebeuren. Het meest doeltreffend is dat men dat niet doet als rechter, uit de hoogte, in drift en op harde toon, in voorgewende heiligheid en voortreffelijkheid, ook niet ‘vaderlijk’, maar ‘broederlijk’; niet met de nadruk op het ongelijk dat ons is aangedaan, maar op de zonde tegen God bedreven.
b. Het verband waarin het genoemde Bijbelgedeelte staat, wijst op het medisch karakter van de kerkelijke tucht: gericht op het behoud van de naaste, niet heersend, wel dienend, doch tegelijk doortastend. Gericht op vergeven, behouden, redden en genezen.
c. Wordt er schuld erkend en de zonde verder nagelaten, dan ‘hebt gij uw broeder gewonnen’ (Matt. 18:15). Dan dient men hierover verder naar buiten toe te zwijgen.