2. Onderlinge vermaning

2.1. Broederlijke vermaning

De broederlijke vermaning heeft een algemeen karakter. Deze plicht geldt voor elk lid uit de gemeente. Ieder die zijn broeder of zuster ziet zondigen, moet hem of haar bestraffen. Dit vloeit voort uit de bijbelse notie van de naastenliefde. Ieder is immers ‘zijn broeders hoeder’. Deze vermaning kan zijn reden vinden in levenswandel en verkeerde (leer)opvattingen.

2.2. Heimelijke en openbare zonden

De kerkorde maakt naar Matthéüs 18 en vraag en antwoord 85 van de Heidelbergse Catechismus onderscheid tussen heimelijke zonden en openbare zonden. De volgende kenmerken gelden:

  1. Heimelijke zonden zijn verborgen zonden. Ze zijn niet aan veel mensen bekend.

  2. Openbare zonden komen ”van haar naturen wege”, dus door hun karakter openbaar. Het bekend zijn blijft niet beperkt tot één of enkele leden van de gemeente. Ze geven binnen de gemeente openbare ergernis.

  3. Heimelijke zonden kunnen openbaar worden, wanneer iemand doorgaat met zondigen en zich niet stoort aan de broederlijke vermaning.

Toelichting

2.3. Onder vier ogen

Heimelijke zonde moet als zodanig behandeld worden. De volgende aandachtspunten gelden:

  1. Bij een heimelijke zonde hoort een heimelijk vermanen. Het is een zaak tussen de vermaner en de vermaande in een gesprek onder vier ogen.  

  2. De bijbelse grond voor deze handelwijze is te vinden in Matthéüs 18:15: ‘Ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen.’

  3. Als de betrokkene niet wil luisteren naar dat onderling vermaan, volgt een tweede gesprek. Degene die vermaant en over de zonde aanspreekt neemt dan een getuige mee. Dat kan ook iemand zijn die zelf niet concreet getuige was van het bedrijven van de zonde.

  4. Indien de onderlinge vermaning over heimelijke zonde ook na het tweede gesprek tekortschiet en haar doel niet bereikt, mag iemand deze zonde ter kennis brengen van de kerkenraad.

Toelichting