De classis stuurt, ideaal genomen elk jaar, in praktijk meestal eens in de twee of drie jaar, enkele afgevaardigden namens haar naar een plaatselijke gemeente.
Het gaat om predikanten uit die classis, eventueel aangevuld met ouderlingen uit die classis. In de oude DKO werd gesproken van personen die door ervaring, leeftijd en bekwaamheid de opdracht kregen om namens de classis het visitatiebezoek af te leggen. De bedoeling is om de te bezoeken gemeente “broederlijk te vermanen en met raad en daad ter zijde staan…”. Het spreekt voor zich dat dit vraagt om teerheid en zorgvuldigheid. Daarom luisteren de wijze van benaderen en de toon erg nauw.
Het getuigt van wijsheid van onze vaderen dat ze dit zo zorgvuldig voorschreven. Er moet immers gesproken worden over het ambtelijk functioneren van de predikant, van de ouderlingen en van de diakenen. Ook gaat het over de onderlinge verhoudingen binnen de kerkenraad. Hierbij moeten achtereenvolgens de predikant, de gezamenlijke ouderlingen en de gezamenlijke diakenen buiten staan, zodat er in hun afwezigheid over hen gesproken kan worden.
Het is niet de bedoeling dat er van bovenaf geregeerd en geheerst wordt over een plaatselijke gemeente. Wel wordt beoogd dat er vorm gegeven wordt aan de verantwoordelijkheid die een meerdere vergadering van het kerkverband draagt voor een plaatselijke gemeente en haar kerkenraad.
Als er zaken blijken te zijn tegen Schrift, belijdenis of kerkorde biedt het visitatiebezoek de mogelijkheid dit tijdig vast te stellen en te bespreken met de kerkenraad. Waar nodig is er plaats voor vermaan en bijsturing. Het gaat dus om het waken over de zuiverheid van de leer, het ambtelijk functioneren en de opbouw van de gemeente. De kerkorde geeft ons in de visitatie een ‘zuiver houdend element’ in ons kerkelijk leven. Dit moet steeds terugkeren, want dat is in het belang van de hele gemeente. Zó is het bedoeld en zó moet het in de praktijk gebracht worden. Op die wijze kan het ook tot welzijn van de gemeente(n) zijn. Derhalve is de zegen des Heeren en de bekwaamheid van de enige Herder der schapen noodzakelijk om te waken over de zielen en om zorg te dragen voor de gemeente. Dit vraagt om eerlijke vragen en oprechte antwoorden.
Het zenden van de visitatoren is een verantwoordelijkheid van de classis. Daarom wordt er ook op de classisvergadering verslag gedaan van de bevindingen. Uitdrukkelijk geldt dat de visitatoren niet eigenwillig met deze taak mogen omgaan, laat staan zich aan deze taak mogen onttrekken. De classis dient er op toe te zien om te (blijven) zenden of te ontslaan. Het is niet een zaak van één of enkele predikanten, maar de classis als geheel dient hierin haar verantwoordelijkheid te (blijven) verstaan! Dat is de bedoeling van onze kerkorde.
Aandachtspunten voor de classis zijn dus de regelmaat van de visitatie : Hoe vaak worden de gemeenten gevisiteerd? Wie worden gezonden? Worden de vragen nauwkeurig en in alle rust gesteld? Wordt de gemeente het geestelijk nut van kerkvisitatie voorgehouden?