De ambtelijke vergaderingen (29-52)

Artikel 29 – Ambtelijke vergaderingen

Er zijn vier soorten ambtelijke vergaderingen:a de kerkenraadsvergadering, de classicale vergadering, de particuliere synode en de generale synode.b-c

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 29.1: Mogen mannelijke meelevende leden of doopleden aanwezig zijn bij een ledenvergadering?

Antwoord 29.1: Nee, de ledenvergadering is een kerkenraadsvergadering met de mannelijke léden. Zogenaamde ‘meelevende’ leden en doopleden horen hier beide niet toe. Zij mogen wel aanwezig zijn op een informatieavond over bijvoorbeeld bouwplannen. Dat is geen ledenvergadering en daarom toegankelijk voor alle leden en doopleden, inclusief vrouwen.

Artikel 29a – Rechtspersoon

1. De kerk als plaatselijke gemeente is rechtspersoon en wordt bestuurd door de kerkenraad. Deze wordt in rechtea vertegenwoordigd door de preses en de scriba van de kerkenraad. De kerkenraad kan daarnaast voor bepaalde zaken de vertegenwoordigingsbevoegdheid opdragen aan twee of meer leden uit zijn midden.

2. De in een meerdere vergadering (de classis, de particuliere synode en de generale synode) samenkomende kerken vormen een lichaam dat rechtspersoonlijkheid heeft. Dit wordt in rechte vertegenwoordigd door de preses en de scriba.

3. Meerdere vergaderingen worden na het sluiten van de vergadering waar nodig in rechte vertegenwoordigd door de preses en de scriba van de laatstgehouden vergadering.b

4. Meerdere vergaderingen kunnen daarnaast deze vertegenwoordigingsbevoegdheid voor bepaalde zaken bij mandaat opdragen aan twee of meer leden uit haar midden dan wel aan een deputaatschap.

Toelichting

Artikel 30 –  Bevoegdheid van ambtelijke vergaderingen

In ambtelijke vergaderingen worden alleen kerkelijke zaken op kerkelijke wijze behandeld.a-b In meerdere vergaderingen wordt alleen datgene behandeld wat men in de mindere vergaderingen niet heeft kunnen afhandelen en die zaken die naar hun aard door de gemeenten gezamenlijk in het verband van een meerdere vergadering dienen te worden behartigd.c

Toelichting

Artikel 31 – Recht van appel

1. Wie zich bezwaard voelt door de uitspraak van een mindere vergadering, kan zich beroepen op een meerdere vergadering.a-b

2. Wat op deze meerdere vergadering door de meeste stemmen goedgevonden is, wordt voor vast en bondig gehouden, behalve wanneer bewezen wordt dat het strijdt tegen het Woord van God of tegen de artikelen van deze kerkorde. Deze strijdigheid wordt vastgesteld door de meerdere vergadering.

3. De generale synode stelt nadere regels over het recht van appel.c-d

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 31.1: Wanneer is een appel nu precies “niet ontvankelijk” of “ongegrond”?

Antwoord 31.1: Het Deputaatschap Kerkrecht heeft naar aanleiding van vragen over dit onderwerp in het verleden een notitie geschreven die helderheid geeft over deze twee aspecten van een appel.

Kort samengevat betekenen de termen:

Niet ontvankelijk

Als een appel niet-ontvankelijk wordt verklaard besluit de kerkelijke vergadering daarmee dat ze het appelschrift niet inhoudelijk behandelt. Een dergelijk besluit zegt niets over het al dan niet gegrond zijn van de bezwaren van de appellant(en).

Ongegrond

Als een appel ongegrond wordt verklaard spreekt de kerkelijke vergadering uit dat de bezwaren van de appellant(en) inhoudelijk zijn gewogen, maar worden verworpen. De bezwaren tegen het bestreden besluit (van de kerkenraad, classis, of Particuliere Synode) zijn niet terecht. 

Artikel 32 – Opening en sluiting van ambtelijke vergaderingen

De ambtelijke vergaderingen worden geopend met  Schriftlezing en de aanroeping van de Naam des Heeren; zij worden met dankzegging besloten.

Artikel 33 – Lastbrieven

Zij die tot de meerdere vergadering worden afgevaardigd, overleggen ter vergadering hun lastbrieven,a ondertekend door degenen die hen zenden. Alleen de afgevaardigden hebben stemrecht.b-e

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 33.1: Wat is beter? Altijd dezelfde broeder(s) naar de classis afvaardigen of bij toerbeurt?

Antwoord 33.1: Vanuit kerkhistorisch opzicht moet in de eerste plaats gewezen worden op het streven om het ontstaan van hiërarchie zoveel mogelijk te vermijden. Dit heeft ook gevolgen voor de samenstelling van de afvaardigingen naar de meerdere vergaderingen. Vanouds gold de regel, dat naar de classisvergaderingen een predikant en een ouderling werden afgevaardigd. Daarbij is er steeds van uitgegaan, dat als regel niet altijd dezelfde ambtsdrager zou worden afgevaardigd. In dit kader is ook van betekenis de notie, dat alle ouderlingen gelijkwaardig zijn.

Vraag 33.2: Is het voor benoemingen naar de Particuliere Synode toch niet beter als de afgevaardigde naar de classis hun medebroeders goed kennen?

Antwoord 33.2: Wat betreft de benoeming van afgevaardigden naar de Particuliere Synode kan worden vermeld dat dit niet hoeft te leiden tot afwijking van de hoofdregel van afvaardiging bij toerbeurt. Teneinde de onderlinge bekendheid te vergroten zijn diverse classes er reeds toe overgegaan een lijst van alle ambtsdragers van de classis aan te leggen. Bovendien zijn alle classisvergaderingen openbaar. Zodoende kunnen ook andere ouderlingen dan de afgevaardigde van de kerkenraad bekend raken met broeders uit andere gemeenten en hun optreden op de classisvergadering.

Vraag 33.3: Wat zijn de belangrijkste besluiten over de wijze van verkiezen van afvaardiging naar een meerdere vergadering?

Antwoord 33.3: De besluiten die hierover in het verleden gemaakt zijn samengevoegd en voorzien van een toelichting in een notitie op de Generale Synode van 2001. De belangrijkste punten daaruit zijn:

1. Bij de derde stemming voor (een) primus-afgevaardigde(n) voor een meerdere vergadering dient te worden gekozen uit de kandidaten die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben behaald.

2. Indien de stemmen staken en personen een gelijk aantal stemmen verkrijgen, beslist het lot, of wordt de oudste voor verkozen verklaard. Het gaat daarbij niet om ”de oudste in dienstjaren”, maar om ”de oudste in leeftijd.” Bij het gebruik van het lot dient terughoudendheid te worden betracht. Het is overigens goed gebruik om als stemmen staken eerst nog een keer extra te stemmen. Aan het aanwijzen door het lot moet altijd gebed voorafgaan.

3. Bij het aanwijzen van secundus-afgevaardigden worden -indien dit van toepassing is- de resultaten van de eerste en tweede stemmingsronden opgeteld. Het aldus verkregen aantal stemmen is bepalend voor de aanwijzing van de secundi. De secundi moeten niet in alfabetische volgorde worden aangewezen en vermeld, maar in de volgorde van het aantal stemmen.

4. Secundi behoeven geen volstrekte meerderheid van stemmen te verkrijgen. Secundi worden aangewezen volgens de procedure onder punt 3. vermeld. Indien de meerderheid van de vergadering bezwaar heeft tegen deze handelwijze, dient zij voorafgaand aan de stemming een besluit te nemen over de dan wel te volgen werkwijze.

5. Blanco stemmen of niet uitgebrachte stemmen worden niet meegeteld met het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

6. Iemand heeft ook een voldoende meerderheid van stemmen verworven en is verkozen, indien hij de helft plus een half van het aantal uitgebrachte stemmen op zich zag verenigd.

7. Indien er via een stemming twee mensen verkozen moeten worden, terwijl drie personen ieder de meerderheid van stemmen behalen, zijn de twee met het hoogste aantal stemmen verkozen. De derde is niet verkozen.

Artikel 34 – Moderamen en taak scriba

1. De meerdere vergadering kiest aan het begina van elke vergadering een moderamen;b de wijze van verkiezen wordt door deze vergadering bepaald. In het moderamen hebben ten minste een preses en een scriba zitting, voorts diegenen die de vergadering nodig acht.

2. Het is de taak van de scriba om zorgvuldig de besluiten te notuleren, met inbegrip van een ordelijke en relevante samenvatting van de gronden waarop die besluiten zijn genomen.c-e Verder al hetgeen waardig is genotuleerd te worden.

Toelichting

Artikel 35 – Taak preses

De taak van de preses is: aangeven en toelichten wat wordt behandeld, toezien dat iedereen zich correct gedraagt in het spreken, en hen die twisten om kleinigheden en die te driftig zijn in het spreken, bevelen om te zwijgen. Als zij de vermaningen niet ter harte nemen, spreekt hij op gepaste wijze namens de vergadering over hen een afkeurend oordeel uit.

Ten aanzien van de meerdere vergaderingen eindigt zijn functie na het sluiten van de vergadering.

Artikel 36 – Gezag van de meerdere vergaderingen

De classis heeft over de kerkenraad hetzelfde gezag als de particuliere synode heeft over de classis en de generale synode over de particuliere.a-b

Toelichting

Artikel 37 – Kerkenraad

1. In elke gemeente is er een kerkenraad. De kerkenraad bestaat uit predikant(en), ouderlingen en diakenen.a Ambtsdragers houden zich aan het ambtsgeheim.b-c 

2. Zaken van leer en tucht behoren bij het opzienersambt; deze kunnen behartigd worden in een vergadering zonder de diakenen (de zogenoemde smalle kerkenraad).

3. De kerkenraad komt als regel eens per maand samen.d De predikant zit de vergadering voor en heeft de leiding. Bij het ontbreken van een predikant vervult een door de kerkenraad benoemde ouderling deze functie.e-h

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 37.1: Zijn er richtlijnen voor het al dan niet hebben van een smalle kerkenraad? Dit ook met betrekking tot het aspect diakenen als hulpouderling.

Antwoord 37.1: Hiervoor zijn geen vaste richtlijnen; het is aan de keuze van een kerkenraad. Er zijn bijvoorbeeld zowel grote kerkenraden die er niet voor hebben gekozen apart te vergaderen en ook die er wel voor hebben gekozen. Vaak is het ook (mede) vanuit de geschiedenis bepaald. Het is wel nuttig dat op de brede kerkenraadsvergadering kort verslag wordt gedaan van de gehouden smalle kerkenraadsvergadering.

Het is belangrijk dat de ambten onderscheiden blijven. Diakenen kunnen bijvoorbeeld wel mee op huisbezoek als hulpouderling, maar dan heeft de ouderling vanuit zijn ambt de leiding van het gesprek. 

Vraag 37.2: Is het mogelijk dat in een niet vacante gemeente een ouderling de kerkenraadsvergadering voorzit?

Antwoord 37.2 De Dordtse Kerkorde spreekt uit dat de predikant leiding geeft aan de kerkenraadsvergadering. Dit is in de geest van het bevestigingsformulier voor de dienaren des Woords, waarin we lezen dat het de taak is van de dienaar (als herder) om de kudde te weiden, te leiden, voor te staan en te regeren. Het opzicht van de gemeente is toebetrouwd aan de gezamenlijke ouderlingen. De predikant behoort in dat opzicht tot de ouderlingen. Tegelijkertijd heeft een predikant een eigen positie te midden van de ouderlingen. Het is niet een geëigende gang van zaken als een incidentele uitzondering een plaats krijgt in de uitleg van de aangenomen DKO.

Artikel 38 – Afdelingen

In plaatsen waar geen gemeente is, kan een afdeling van een bestaande gemeente worden gevormd.a Zodra het mogelijk is, wordt een nieuwe gemeente geïnstitueerd en een kerkenraad ingesteld.b  Ook kan een bestaande gemeente overgaan naar de status van een afdeling of samengevoegd worden met een andere gemeente.cd  De in dit artikel vermelde handelingen vereisen goedkeuring van de classis.e

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 38.1: Welke aanbevelingen zijn er rondom het samenvoegen van een gemeente?

Antwoord 38.1: Om het geheel ordelijk te laten verlopen is het goed om als kerkenraad de volgende aanbevelingen in acht te nemen:

  1. Zijn er in de desbetreffende gemeente voldoende ambtsdragers? En zo niet, is er binnen afzienbare tijd uitzicht op voldoende ambtsdragers? Zolang dat niet het geval is, kunnen gedurende een zekere tijd door de classis (volgens art. 39 DKO) ambtsdragers uit andere gemeenten ad interim aan de kerkenraad worden toegevoegd. Kan nog wel in de ambten voorzien worden, dan is samenvoeging in beginsel niet aan de orde.

  2. Bij het structureel ontbreken van ambtsdragers moet ook gelet worden op het aantal leden en doopleden. Bij een gemeente van 150 zielen worden kerkdeuren minder snel gesloten, dan bij een gemeente van 25 zielen. Hoe meer leden er zijn , hoe langer de classis ambtelijke biistand moet (doen) verlenen.

  3. Bedacht moet worden dat een kleine gemeente niet minder waarde heeft dan een grotere gemeente, en dat bij het sluiten van een kerk er doorgaans geen weg terug is.

  4. Als er voornemens zijn om tot samenvoeging te geraken, dient de kerkenraad de consulent te raadplegen. Er zal raadpleging van de gemeente (alle leden en meerderjarige doopleden) moeten plaats vinden, waarbij de redenen en mogelijkheden zo duidelijk mogelijk moeten voorgesteld worden. Deze raadpleging behoeft de instemming van de consulent. De consulent kan indien hij dat nodig vindt advies vragen van het college van visitatoren.

  5. Gestreefd moet worden naar een informele instemming van alle leden en meerderjarige doopleden. Met degenen die tegen de samenvoeging zijn, moet afzonderlijk gesproken worden door de kerkenraad. Indien hun bezwaren redelijke elementen bevatten, moet de kerkenraad bezien hoe daaraan kan worden tegemoet gekomen (bijv. inzake vervoer e.d.).

  6. De kerkenraad bepaalt een gekwalificeerde meerderheid die tijdens de ledenvergadering moet instemmen met de samenvoeging. Die meerderheid wordt met instemming van de classis vastgesteld en bedraagt bij voorkeur minimaal 80% van de aanwezige leden.

  7. De kerkenraad neemt – gezien de stemming op de ledenvergadering – een besluit. Indien dat besluit een samenvoeging inhoudt, behoeft dat besluit de goedkeuring van de classis, met advies van de deputaten ex artikel 49 DKO. Deputaten dienen zich tevoren te hebben vergewist van de situatie, met name van de uitslag van de stemming op de ledenvergadering en de wijze waarop is omgegeaan met de bezwaren van de leden die tegen de samenvoeging waren.

Artikel 39 – Taak classis bij onvolledige kerkenraad

In plaatsen waar geen (volledige)a kerkenraad (meer) is, wordt, zolang dit het geval is, door of namens de classis gedaan wat normaal gesproken de kerkenraad volgens de bepalingen van deze kerkorde opgedragen is te doen.b-c

Toelichting

Artikel 40 –  Diaconale vergadering

Gebruikelijk komen de diakenen periodiek samena om  onder aanroeping van de Naam des Heeren de zaken te behandelen die hun ambt betreffen.b De predikant en ouderlingen houden daarop goed opzicht.c

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 40.1: Mag een kerkenraad een renteloze lening afnemen van de diaconie?

Antwoord 40.1: De Generale Synode van 2001 heeft de volgende instructies hierover gegeven:

  1. diaconale gaven moeten worden besteed voor het doel waarvoor zij werden geschonken. De ‘geldstromen’ moeten onderscheiden blijven;

  2. er sprake is van een kwestie waarin de plaatselijke gemeente autonoom is;

  3. de omstandigheden per gemeente kunnen verschillen. Indien er een sterke noodzaak zou bestaan om renteloos te lenen, is het een teken  van goed beleid om zoiets aan de ledenvergadering te melden. Het gaat er daarbij om opening van zaken te geven. Een besluit van de kerkenraad terzake behoeft geen toestemming van de ledenvergadering;

  4. het in een normale situatie redelijk is dat de kerk een billijke rente betaalt aan de diaconie, die bijvoorbeeld ook aan het Kerkelijk Grootboek betaald zou worden.

Artikel 41 – Classicale vergadering

1. De classicale vergadering bestaat uit naburige gemeenten, die elk een dienaar des Woords en een ouderling afvaardigen (indien er geen predikant is twee ouderlingen) met een lastbief als bewijs dat men wettig zitting en stemrecht heeft in de vergadering.a-b Wanneer er door omstandigheden een diaken is afgevaardigd, kan hem door de classis stemrecht worden verleend.

2. Als regel vergadert de classis eenmaal per drie maanden, maar in ieder geval twee maal per jaar.c Een predikant zit de classicale vergadering bij toerbeurt voor, of anders degene die door de vergadering daartoe wordt verkozen, mits deze niet de vorige vergadering heeft voorgezeten.

3. Plaats en tijdstip van de volgende vergadering worden door de afgevaardigden overeengekomen aan het einde van de vergadering. Ook wordt dan de roepende kerk aangewezen die de volgende vergadering van de classis bijeen roept.d-e

4. De predikant van de roepende kerk (of bij ontstentenis de consulent) opent de vergadering met Schriftlezing en gebed, waarbij hij een korte meditatie uit Gods Woord houdt.f-g

5. In de laatste vergadering vóór de particuliere synode worden degenen verkozen die naar deze synode worden afgevaardigd.

6. De classis kent een classis contracta waarvan in ieder geval het moderamen van de laatste classisvergadering deel uit maakt.

7. De classis kan ook anderszins een commissie instellen die nader te bepalen werkzaamheden verricht.h  Dan stelt de classis het mandaat vast.i

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 41.1: In de toelichting is niet benoemd dat de classisscriba samen met de roepende kerk de agenda opstelt. Heeft dat een reden?

Antwoord 41.1: Dit hoeft niet expliciet benoemd te worden, omdat het de classis vrij staat dit al dan niet te doen. Het gebeurt hier en daar al naar tevredenheid. Bovendien kende de DKO geen vaste classisscriba.

Vraag 41.2: De classis moet worden voorgezeten door een predikant, bij toerbeurt. Is het niet beter om de voorzitter per stemming te kiezen, zoals bij de PS?

Antwoord 41.2: Dordt heeft het kennelijk wel zo bedoeld dat het bij toerbeurt gedaan wordt. Kennelijk om de gelijkheid der broeders te benadrukken en ook om tirannie en eenzijdigheid te voorkomen. Het is goed om dit in de vrijheid van elke classis te laten. Die ruimte wordt hen gegeven in dit artikel.

Vraag 41.3: Mogen diakenen ook afgevaardigd worden naar een meerdere vergadering?

Antwoord 41.3: De kerkgeschiedenis leert, dat, hoewel er oorspronkelijk ook de mogelijkheid bestond voor diakenen om afgevaardigd te worden naar een meerdere vergadering, bij de Synode van Emden er reeds zeer nadrukkelijk sprake is van een afvaardiging, die uit predikanten en ouderlingen bestond. Ook Calvijn wijst in zijn Institutie en commentaren op het duidelijk onderscheid tussen de ambten van ouderling en diaken.

Op de Generale Synode van 1983 is hierover ook gesproken en was naast bovenstaande argumenten ook het oordeel van de meeste sprekers, dat er geen dwingende noodzaak is, dat diakenen naar de meerdere kerkelijke vergaderingen worden afgevaardigd. Al is er een ontwikkeling gaande, dat er steeds meer diaconale zaken op de meerdere vergaderingen aan de orde gesteld worden, terwijl deze vroeger meer op plaatselijk niveau behandeld konden worden, dan komen ze daar toch via de deputaatschappen, waarin de diakenen ruim vertegenwoordigd zijn. En gelijk in de plaatselijke gemeente bij diaconale zaken een goede samenwerking vereist wordt tussen het regeer- en diaconale ambt, is het in een meerdere vergadering ook noodzakelijk, dat er goed geluisterd wordt naar de adviezen, die van de zijde der diakenen ingebracht worden. Zo worden de diaconale zaken niet buiten de meerdere vergadering om behandeld en blijkt een aparte vertegenwoordiging van de diakenen naar de meerdere kerkelijke vergaderingen of een raad van advies van diakenen niet nodig.

Met algemene stemmen is hiertoe besloten op de Generale Synode van 1983.

Artikel 42 – Vertegenwoordiging gemeenten met meerdere predikanten op de classis

Als er in een gemeente meerdere predikanten zijn, mogen zij gezamenlijk op de classisvergadering verschijnen en hebben zij evenals de andere afgevaardigden van de vergadering stemrecht.

Artikel 43 – Censuur op de meerdere vergadering

Aan het einde van de classicale en andere meerdere vergaderingen wordt een afkeurend oordeel uitgesproken over degenen die tijdens de vergadering laakbaar gedrag vertoonden of de aanwijzingen van de mindere vergaderingen veronachtzaamd hebben.

Artikel 44 – Kerkvisitatie en consulent

1. Met gezag en autoriteit van de classis wordt in alle gemeenten van de classis kerkvisitatie gehouden. Het doel van de kerkvisitatie is toe te zien:

  1. of predikanten en kerkenraden hun ambt trouw waarnemen, bij de zuiverheid van de leer blijven en de aangenomen orde in alles onderhouden.

  2. of zij het geestelijk welzijn van de gemeente, de zorg voor de jeugd en voor het onderwijs naar behoren, zoveel hun mogelijk is bevorderen.

  3. of de kerkenraadsvergaderingen worden gehouden, de kerkelijke tucht wordt uitgeoefend en de armen van het nodige worden voorzien.

Dit alles opdat zij degenen die nalatig in het een of ander worden bevonden, bijtijds broederlijk vermanen en met raad en daad bevorderen wat tot vrede en welzijn strekt van de kerken en scholen. Een en ander overeenkomstig de door de generale synode vastgestelde regeling.

2. Iedere classis benoemt een college van visitatoren,a dat zorg draagt voor het regelmatig afleggen van deze visitaties.b Dan kan ook een individueel gemeentelid zich wenden tot het college, mits hij zijn zaak reeds een en andermaal met de kerkenraad heeft besproken, maar niet tot een oplossing kwam. Het college biedt een luisterend oor en kan in overleg treden met de kerkenraad of anderszins adviseren.  

3. Deze visitatoren kunnen ook tussentijds adviezen geven aan de kerkenraden.c Dat kan gebeuren op verzoek van de kerkenraad of op verzoek van de consulent.d Ook een individueel gemeentelid kan de kerkenraad of de consulent tussentijds verzoeken een beroep te mogen doen op het college, mits hij zijn zaak reeds een en andermaal met de kerkenraad heeft besproken, maar niet tot een oplossing kwam. Het college van visitatoren rapporteert tijdig en in ieder geval jaarlijks aan de classis.

4. Bij uitzonderlijke omstandigheden kan de classis besluiten tot een buitengewone kerkvisitatie.e Dan berust de leiding van de vergadering bij de visitatoren.

5. De classis wijst voor iedere gemeente een consulent aan. De taken en werkzaamheden van de consulent zijn beschreven in een door de generale synode vastgestelde regeling.

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 44.1: Er wordt gesproken van een voordracht bij acclamatie bij de commissies. Waarom geen tweetallen waaruit gekozen kan worden?

Antwoord 44.1: Inderdaad, het advies is (geen wet dus): een voordracht vanuit het moderamen. Het zal niet altijd eenvoudig zijn om genoeg bekwame kandidaten te vinden. Dat geldt zeker als je daartoe dubbeltallen zou willen stellen.

Vraag 44.2: Is het mogelijk dat dezelfde personen zitting hebben in het college van visitatoren en de voorbereidingscommissie? Kan dit niet de schijn van belangenverstrengeling hebben? 

Antwoord 44.2: De Gereformeerde Gemeenten zijn een relatief klein kerkverband. Per classis zijn er meestal niet zo veel predikanten. Bij een classis met bijvoorbeeld vier predikanten, zitten zij allen in het college van visitatoren. Dit is net zoals nu, waar ze allemaal op kerkvisitatie gaan. In dat geval zou je dus geen predikant meer beschikbaar hebben in de voorbereidingscommissie. Dat is niet wenselijk.

Het is bovendien geen bezwaar dat iemand in beide commissies zit. Beide commissies hebben immers een heel eigen taak. De voorbereidingscommissie moet ordenen, structureren en bezien of de zaken compleet zijn, enz. Dat vraagt om kerkordelijke en zakelijke bekwaamheid. De inhoudelijke taak ligt bij de classis. Het College van visitatoren heeft een geheel andere taak. Bij hen zal de ervaring voorop staan, zoals dit reeds in de oude DKO werd beschreven.

Vraag 44.3: Wat is de verhouding/het werkveld van consulent en college van visitatoren?

Antwoord 44.3: De consulent is door de classis aangewezen om de kerkenraad met raad en daad bij te staan en heeft ook bepaalde bevoegdheden (tekenen beroepsbrief). Daarnaast is er het college van visitatoren om bij bijzondere zorgen en moeilijkheden gevraagd te kunnen worden. Veelal zal contact met de consulent daaraan voorafgaan.

Vraag 44.4: Heeft een gemeentelid rechtstreeks toegang tot het college van visitatoren?

Antwoord 44.4: Ja, mits hij zijn punt eerst heeft neergelegd bij zijn kerkenraad en het niet lukte om tot overeenstemming te komen. Het gemeentelid dient dan eerst contact op te nemen met de consulent; ook dient hij zijn kerkenraad op de hoogte te stellen.

Vraag 44.5: Het college van visitatoren rapporteert jaarlijks aan de classis. En als er niets te rapporteren is?

Antwoord 44.5: Het is goed om altijd te rapporteren, ook al wordt aangegeven dat er niets te rapporteren is.    

Vraag 44.6: Er wordt gesproken over een ‘bredere invulling’. Was het niet beter te spreken van een permanente invulling van taken? 

Antwoord 44.6: Het begrip ‘breder’ betreft ook de tijdsduur. Waar in het verleden hun taak eindigde na de visitatie, blijft de taak nu doorlopen. De inhoudelijke uitbreiding betreft het geven van adviezen. 

Vraag 44.7: Er staat dat het college bestaat uit ‘classispredikanten en enige ouderlingen’. Betekent dit alle classispredikanten, ook in ‘volle’ classes? Wordt dat niet te log?

Antwoord 44.7: De gebruikte formulering betekent geen gebod dat alle classispredikanten tot het college behoren. Bij een groot aantal classispredikanten is het niet tegen de geest en letter van de DKO als de meer ervaren predikanten hiervoor worden aangesteld. Bij een geringer aantal predikanten behoren vrijwel automatisch alle predikanten tot het college. Het college wijst vervolgens per situatie enige leden (2 à 4) aan voor een bepaalde zaak. Het staat de classis overigens vrij om voor de reguliere kerkvisitatie ook predikanten in te roosteren die niet in het permanente college van visitatoren zitting hebben. Dit is in lijn met hoe de kerkvisitatie altijd in onze gemeenten is ingevuld.

Vraag 44.8: Functioneert het college van visitatoren op persoonlijke titel? Dan zijn ze onafhankelijk van elkaar te benaderen voor adviesvragen en kunnen ze dus ook zelfstandig advies geven. Of worden ze in onderling verband aangesteld, zodat ze eerst een zaak bespreken in hun vergadering?

Antwoord 44.8: Het college opereert niet op persoonlijke titel. Óf het gehele college buigt zich over een zaak, óf een afgesproken deel van het college. Ook in dat laatste geval zal het hele college kennisnemen van een zaak en een besluit nemen wie de zaak verder behartigt. Het mag dus nooit zo zijn dat een lid van het college op persoonlijke titel adviezen geeft. Ook zal het college zich ervan moeten vergewissen of de klacht van een gemeentelid inderdaad eerst met de kerkenraad is besproken en dat er geen bevredigend resultaat uit kwam. Ditzelfde geldt overigens bij een reguliere kerkvisitatie. Het college van visitatoren handelt principieel niet anders dan een reguliere kerkvisitatie. Het college valt dan ook onder het bestaande artikel 44 van de kerkvisitatie.

Vraag 44.9: Hoe is de verhouding van het College van visitatoren van de classis tot de Deputaten ex art. 49 DKO van de Particuliere Synode?

Antwoord 44.9: Dit zijn twee heel verschillende fenomenen, nl een college van de classis en deputaten van de synode. Het college van de classis is toegankelijk voor kerkenraden en/of gemeenteleden binnen de classis. De deputaten kunnen uitsluitend functioneren op uitnodiging van een classisvergadering.

Vraag 44.10: Blijft het afleggen van visitaties om de drie jaar?

Antwoord 44.10: Ja, hierin komt geen verandering; overigens beslist hierin de classis.

Vraag 44.11: Is er een leidraad voor een bijzondere kerkvisitatie?

Vraag 44.12: Ja, ds. M. Golverdingen heeft in 1997 een leidraad die kan helpen bij een bijzondere kerkvisitatie opgesteld. Deze kunt u hier vinden.

Artikel 45 – Zorg voor acta en archief van meerdere vergaderingen

De meerdere vergadering wijst een archiefhoudende gemeente aan.a Deze gemeente draagt zorg voor een archief van die meerdere vergadering dat voldoet aan de daartoe door de generale synode vastgestelde regeling.

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 45.1: Is het noodzakelijk dat de plaatselijk gemeente alle notulen van de classis bewaart?

Antwoord 45.1: Nee, dat is niet noodzakelijk, want er is per classis een archief houdende gemeente. Dat geldt ook voor de particuliere synode en de generale synode.

Artikel 46 – Instructies voor meerdere vergaderingen

Instructiesa die in de meerdere vergaderingen worden behandeld, worden pas opgesteld nadat de besluiten van de voorgaande meerdere vergadering verspreid zijn. Dit om te voorkomen dat hetgeen afgehandeld is, niet opnieuw wordt voorgesteld.b Uitzondering hierop is mogelijk wanneer sprake is van nieuwe feiten of als  dit anderszins noodzakelijk wordt geacht. De instructies worden tijdig gezonden aan de roepende kerk, zodat ze een plaats krijgen op de agenda.c

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 46.1: Er wordt gesproken over meerdere, bredere en hogere vergaderingen. Welke term is correct?

Antwoord 46.1: Meerder en breder zijn synoniemen. De term ‘hogere’ vergadering is in het gereformeerd kerkrecht echter onterecht.

Artikel 47 – Particuliere synode

Gewoonlijk komen de tot het ressort van een particuliere synode behorende classes jaarlijks samen. Als daar noodzaak toe is, wordt deze vergadering vervroegd of wordt een extra vergadering belegd. Tot deze synode worden uit iedere classis vier predikanten en vier ouderlingen afgevaardigd.a Bij het sluiten van de particuliere synode wordt een roepende kerk aangewezen,b die de opdracht heeft om de volgende vergadering van die particuliere synode samen te roepen.c-d

Toelichting

Artikel 48 – Onderhouden van contact tussen particuliere synoden

Iedere particuliere synode houdt correspondentiea met de andere particuliere synoden op zodanige wijze als men het meest nuttig acht voor het welzijn van  het kerkelijke leven. De particuliere synode wijst hiertoe een aantal deputaten aan.

Toelichting

Artikel 49 – Deputaten van de particuliere synode

De particuliere synode wijst een aantal deputaten aan die tot taaka hebben om de verschillende classes die zich binnen haar gebied bevinden in alle voorvallende moeilijkheden met advies bij te staan, opdat goede eenheid, orde en zuiverheid van de leer behouden en bestendigd worden. Ook is het hun taak opzicht te hebben op de examens van de aankomende predikanten, te adviseren bij losmaking van een predikant van zijn gemeente en bij de emeritaatsverlening. De deputaten brengen van al hun handelingen aan de synode rapport uit en geven hier desgevraagd een toelichting op. Zij zijn pas van hun opdracht ontslagen als de particuliere synode hen daarvan ontslaat.

Toelichting

Artikel  50 – Generale synode

1. De generale synode wordt gewoonlijk eens in de drie jaar gehouden, behalve wanneer er een dringende noodzakelijkheid is om die tijd  te  bekorten.a

2. Naar deze generale synode worden uit elke particuliere synode vijf predikanten en vijf ouderlingen afgevaardigd. De roepende kerk doet tijdig mededeling van tijd, plaats en agenda en treft de nodige voorbereidingen.

3. Wanneer de roepende kerk verzocht wordt de generale synode eerder bijeen te roepen, legt de roepende kerk deze vraag voor aan haar classis. De classis beraadslaagt daarover, daarin bijgestaan door deputaten ex artikel 49 DKO. De roepende kerk neemt, gehoord hebbende het advies van classis en deputaten, een beslissing. 

4. Bij het sluiten van de generale synode wordt een roepende kerk aangewezen, die de opdracht heeft om de volgende vergadering van de generale synode samen te roepen.

Toelichting

Artikel 50a – Deputaatschappen

1. De generale synode heeft de bevoegdheid om deputaatschappen in te stellen en deze een omschreven mandaat te geven.a De leden van deze deputaatschappen worden elke drie jaar door de generale synode benoemd.

2. De generale synode kan, indien daartoe naar haar oordeel ter bevordering van een geordend kerkelijk leven en ten behoeve van het goed functioneren in het rechtsverkeer aanleiding bestaat, bestaande deputaatschappen als zelfstandige onderdelen met rechtspersoonlijkheid erkennen en nieuwe als zodanig oprichten.

3. Deze erkenning c.q. instelling van een zodanig zelfstandig onderdeel dient vergezeld te gaan van de vaststelling van een reglement, waarin in ieder geval de volgende zaken zijn opgenomen:

  1. naam, doel en mandaat van het deputaatschap;

  2. de wijze van benoeming van de deputaten door de generale synode;

  3. de bevoegdheid van het deputaatschap om deel te nemen aan het rechtsverkeer, waarbij alle rechtshandelingen dienen te passen binnen het door de generale synode verleende mandaat;

  4. het toezicht van de generale synode op het beleid van het deputaatschap;

  5. de wijze van verantwoording aan de generale synode;

  6. de wijziging van het reglement;

  7. de ontbinding van het deputaatschap door de generale synode.

Toelichting

Artikel 51 – Correspondentieband

1. De generale synode bevordert het aangaan en onderhouden van een correspondentieband met kerken in binnen- en buitenland waarmee overeenstemming bestaat in leer, leven en kerkregering.

2. Deze correspondentieband kan bestaan uit het wederzijds aanvaarden van elkaars attestaties en het wederzijds aanvaarden van elkaars predikanten.a

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 51.1: Hoe is formeel de band met de gemeenten Randburg en Carterton geregeld?

Antwoord 51.1: Voor de gemeenten Randburg en Carterton heeft de Generale Synode van 2010 besloten dat de classis Utrecht samen met alle leden van het Deputaatschap voor Buitenlandse kerken een commissie vormt die deze taken op zich nemen.

Lees hier het volledige besluit van de Generale Synode 2010

Vraag 51.2: Hoe is de band met de buitenlandse kerken in Amerika, Canada, Papua en Nigeria?

Antwoord 51.2: Hierover in op de Generale Synode van 2010 nogmaals benoemd dat de band als volgt is:

De gemeenten in Amerika en Canada:   

  • elkaars synoden worden bezocht;

  • elkaars predikanten mogen bij elkaar voorgaan;

  • elkaars attestaties worden erkend;

  • elkaars predikanten kunnen beroepen worden. 

De zendingskerken op Papua en in  Nigeria:    

  • elkaars synoden worden bezocht;

  • elkaars predikanten mogen bij elkaar voorgaan (afgesproken is dat er getrouwe vertaling door een ambtsdrager plaats moet vinden);

  • elkaars attestaties worden erkend.

Artikel 52 –

Niet meer van toepassing.a

Toelichting