Vraag 29.1: Mogen mannelijke meelevende leden of doopleden aanwezig zijn bij een ledenvergadering?
Antwoord 29.1: Nee, de ledenvergadering is een kerkenraadsvergadering met de mannelijke léden. Zogenaamde ‘meelevende’ leden en doopleden horen hier beide niet toe. Zij mogen wel aanwezig zijn op een informatieavond over bijvoorbeeld bouwplannen. Dat is geen ledenvergadering en daarom toegankelijk voor alle leden en doopleden, inclusief vrouwen.
Vraag 37.1: Zijn er richtlijnen voor het al dan niet hebben van een smalle kerkenraad? Dit ook met betrekking tot het aspect diakenen als hulpouderling.
Antwoord 37.1: Hiervoor zijn geen vaste richtlijnen; het is aan de keuze van een kerkenraad. Er zijn bijvoorbeeld zowel grote kerkenraden die er niet voor hebben gekozen apart te vergaderen en ook die er wel voor hebben gekozen. Vaak is het ook (mede) vanuit de geschiedenis bepaald. Het is wel nuttig dat op de brede kerkenraadsvergadering kort verslag wordt gedaan van de gehouden smalle kerkenraadsvergadering.
Het is belangrijk dat de ambten onderscheiden blijven. Diakenen kunnen bijvoorbeeld wel mee op huisbezoek als hulpouderling, maar dan heeft de ouderling vanuit zijn ambt de leiding van het gesprek.
Vraag 37.2: Is het mogelijk dat in een niet vacante gemeente een ouderling de kerkenraadsvergadering voorzit?
Antwoord 37.2 De Dordtse Kerkorde spreekt uit dat de predikant leiding geeft aan de kerkenraadsvergadering. Dit is in de geest van het bevestigingsformulier voor de dienaren des Woords, waarin we lezen dat het de taak is van de dienaar (als herder) om de kudde te weiden, te leiden, voor te staan en te regeren. Het opzicht van de gemeente is toebetrouwd aan de gezamenlijke ouderlingen. De predikant behoort in dat opzicht tot de ouderlingen. Tegelijkertijd heeft een predikant een eigen positie te midden van de ouderlingen. Het is niet een geëigende gang van zaken als een incidentele uitzondering een plaats krijgt in de uitleg van de aangenomen DKO.
Vraag 41.1: In de toelichting is niet benoemd dat de classisscriba samen met de roepende kerk de agenda opstelt. Heeft dat een reden?
Antwoord 41.1: Dit hoeft niet expliciet benoemd te worden, omdat het de classis vrij staat dit al dan niet te doen. Het gebeurt hier en daar al naar tevredenheid. Bovendien kende de DKO geen vaste classisscriba.
Vraag 41.2: De classis moet worden voorgezeten door een predikant, bij toerbeurt. Is het niet beter om de voorzitter per stemming te kiezen, zoals bij de PS?
Antwoord 41.2: Dordt heeft het kennelijk wel zo bedoeld dat het bij toerbeurt gedaan wordt. Kennelijk om de gelijkheid der broeders te benadrukken en ook om tirannie en eenzijdigheid te voorkomen. Het is goed om dit in de vrijheid van elke classis te laten. Die ruimte wordt hen gegeven in dit artikel.
Vraag 44.1: Er wordt gesproken van een voordracht bij acclamatie bij de commissies. Waarom geen tweetallen waaruit gekozen kan worden?
Antwoord 44.1: Inderdaad, het advies is (geen wet dus): een voordracht vanuit het moderamen. Het zal niet altijd eenvoudig zijn om genoeg bekwame kandidaten te vinden. Dat geldt zeker als je daartoe dubbeltallen zou willen stellen.
Vraag 44.2: Is het mogelijk dat dezelfde personen zitting hebben in het college van visitatoren en de voorbereidingscommissie? Kan dit niet de schijn van belangenverstrengeling hebben?
Antwoord 44.2: De Gereformeerde Gemeenten zijn een relatief klein kerkverband. Per classis zijn er meestal niet zo veel predikanten. Bij een classis met bijvoorbeeld vier predikanten, zitten zij allen in het college van visitatoren. Dit is net zoals nu, waar ze allemaal op kerkvisitatie gaan. In dat geval zou je dus geen predikant meer beschikbaar hebben in de voorbereidingscommissie. Dat is niet wenselijk.
Het is bovendien geen bezwaar dat iemand in beide commissies zit. Beide commissies hebben immers een heel eigen taak. De voorbereidingscommissie moet ordenen, structureren en bezien of de zaken compleet zijn, enz. Dat vraagt om kerkordelijke en zakelijke bekwaamheid. De inhoudelijke taak ligt bij de classis. Het College van visitatoren heeft een geheel andere taak. Bij hen zal de ervaring voorop staan, zoals dit reeds in de oude DKO werd beschreven.
Vraag 44.3: Wat is de verhouding/het werkveld van consulent en college van visitatoren?
Antwoord 44.3: De consulent is door de classis aangewezen om de kerkenraad met raad en daad bij te staan en heeft ook bepaalde bevoegdheden (tekenen beroepsbrief). Daarnaast is er het college van visitatoren om bij bijzondere zorgen en moeilijkheden gevraagd te kunnen worden. Veelal zal contact met de consulent daaraan voorafgaan.
Vraag 44.4: Heeft een gemeentelid rechtstreeks toegang tot het college van visitatoren?
Antwoord 44.4: Ja, mits hij zijn punt eerst heeft neergelegd bij zijn kerkenraad en het niet lukte om tot overeenstemming te komen. Het gemeentelid dient dan eerst contact op te nemen met de consulent; ook dient hij zijn kerkenraad op de hoogte te stellen.
Vraag 44.5: Het college van visitatoren rapporteert jaarlijks aan de classis. En als er niets te rapporteren is?
Antwoord 44.5: Het is goed om altijd te rapporteren, ook al wordt aangegeven dat er niets te rapporteren is.
Vraag 44.6: Er wordt gesproken over een ‘bredere invulling’. Was het niet beter te spreken van een permanente invulling van taken?
Antwoord 44.6: Het begrip ‘breder’ betreft ook de tijdsduur. Waar in het verleden hun taak eindigde na de visitatie, blijft de taak nu doorlopen. De inhoudelijke uitbreiding betreft het geven van adviezen.
Vraag 44.7: Er staat dat het college bestaat uit ‘classispredikanten en enige ouderlingen’. Betekent dit alle classispredikanten, ook in ‘volle’ classes? Wordt dat niet te log?
Antwoord 44.7: De gebruikte formulering betekent geen gebod dat alle classispredikanten tot het college behoren. Bij een groot aantal classispredikanten is het niet tegen de geest en letter van de DKO als de meer ervaren predikanten hiervoor worden aangesteld. Bij een geringer aantal predikanten behoren vrijwel automatisch alle predikanten tot het college. Het college wijst vervolgens per situatie enige leden (2 à 4) aan voor een bepaalde zaak. Het staat de classis overigens vrij om voor de reguliere kerkvisitatie ook predikanten in te roosteren die niet in het permanente college van visitatoren zitting hebben. Dit is in lijn met hoe de kerkvisitatie altijd in onze gemeenten is ingevuld.
Vraag 44.8: Functioneert het college van visitatoren op persoonlijke titel? Dan zijn ze onafhankelijk van elkaar te benaderen voor adviesvragen en kunnen ze dus ook zelfstandig advies geven. Of worden ze in onderling verband aangesteld, zodat ze eerst een zaak bespreken in hun vergadering?
Antwoord 44.8: Het college opereert niet op persoonlijke titel. Óf het gehele college buigt zich over een zaak, óf een afgesproken deel van het college. Ook in dat laatste geval zal het hele college kennisnemen van een zaak en een besluit nemen wie de zaak verder behartigt. Het mag dus nooit zo zijn dat een lid van het college op persoonlijke titel adviezen geeft. Ook zal het college zich ervan moeten vergewissen of de klacht van een gemeentelid inderdaad eerst met de kerkenraad is besproken en dat er geen bevredigend resultaat uit kwam. Ditzelfde geldt overigens bij een reguliere kerkvisitatie. Het college van visitatoren handelt principieel niet anders dan een reguliere kerkvisitatie. Het college valt dan ook onder het bestaande artikel 44 van de kerkvisitatie.
Vraag 44.9: Hoe is de verhouding van het College van visitatoren van de classis tot de Deputaten ex art. 49 DKO van de Particuliere Synode?
Antwoord 44.9: Dit zijn twee heel verschillende fenomenen, nl een college van de classis en deputaten van de synode. Het college van de classis is toegankelijk voor kerkenraden en/of gemeenteleden binnen de classis. De deputaten kunnen uitsluitend functioneren op uitnodiging van een classisvergadering.
Vraag 44.10: Blijft het afleggen van visitaties om de drie jaar?
Antwoord 44.10: Ja, hierin komt geen verandering; overigens beslist hierin de classis.
Vraag 45.1: Is het noodzakelijk dat de plaatselijk gemeente alle notulen van de classis bewaart?
Antwoord 45.1: Nee, dat is niet noodzakelijk, want er is per classis een archief houdende gemeente. Dat geldt ook voor de particuliere synode en de generale synode.
Vraag 46.1: Er wordt gesproken over meerdere, bredere en hogere vergaderingen. Welke term is correct?
Antwoord 46.1: Meerder en breder zijn synoniemen. De term ‘hogere’ vergadering is in het gereformeerd kerkrecht echter onterecht.