Dat er klemmende praktijksituaties in huwelijken zijn, zal niemand ontkennen. Er kan sprake zijn van mishandeling in fysieke zin. De ene echtgenoot wordt door de ander geslagen, soms zelfs afgeranseld, van de trap gesmeten, opgesloten en wat dies meer zij. De mishandeling kan ook psychisch van aard zijn. De ene echtgenoot wordt door de ander voortdurend gekleineerd, figuurlijk in de hoek gezet, beledigd of bespot. Deze vormen van mishandeling kunnen zich ook tot de kinderen uitstrekken of de kinderen alleen betreffen. Het kan het onder één dak wonen van man en vrouw tot een ondraaglijke last maken voor de aan mishandeling onderworpen echtgenoot of echtgenote.
Ook andere gevallen van klemmende praktijksituaties zijn denkbaar. Wanneer de man zijn vrouw of andersom gebruikt uitsluitend of nagenoeg uitsluitend als seksueel lustobject. Of als een van de echtgenoten een relatie onderhoudt met een ander dan de eigen echtgenoot die regelmatig de grenzen van het fatsoenlijke en eerbare overschrijdt. Wat kan er dan niet een leed geleden worden.
Moet er in dit soort klemmende praktijksituaties toch niet een oplossing worden gezocht vanuit de liefde en de billijkheid? Zeker, de kerk en de christelijke hulpverlening hebben daarin een belangrijke taak. Maar betekent dat ook dat daarom de norm moet worden verlaten met het oog op de situatie?
Door de hele geschiedenis van de kerk en die van de christelijke ethiek heen zien we dat de notie van de billijkheid voortdurend ter sprake komt.
Met het oog op de billijkheid heeft Beza het begrip kwaadwillige verlating wel erg ruim geïnterpreteerd. Zo ruim, dat wanneer een man zijn vrouw in de steek liet en naar elders trok, dat te vergelijken viel met de verstoting door een ongelovige uit 1 Korinthe 7. Voetius ging nog een stap verder: Iemand die zijn vrouw in de steek laat, om welke reden dan ook, verbreekt het huwelijk net zo grondig als de man in Korinthe die vanwege de religie zijn vrouw de rug toekeert. Stel voor, zegt Voetius, dat dit niet het geval zou zijn. Dan zou de misdadige man aan een jonge vrouw of een misdadige vrouw aan een jonge man levenslang de status van ‘weduwe’ of ‘weduwnaar’ kunnen opleggen. Zulke misdadige mensen zouden de andere partij daarmee beroven van het gebruik en de vruchten van het huwelijk.
Beza en Voetius hebben daarmee willen betogen dat er allerlei situaties zijn waarin een scheiding onvermijdelijk is en het verbod op een volgend huwelijk niet geldt voor de partij die goddeloos behandeld is. Ook hun pastorale bewogenheid was groot. Deze interpretatie is door anderen afgewezen, onder andere door Ursinus en à Marck. De commissie wijst deze interpretatie ook af. De heiligheid van het huwelijk, het onverbreekbare karakter daarvan, tegen de tijdgeest in, mag niet ontkracht worden. De billijkheid mag niet de norm voor de praktijk worden. De norm is alleen Gods Woord. Alzo spreekt de Heere.
De commissie wijst in dit verband opnieuw op het besluit van de Synode van Dordrecht 1618/1619 dat de kanttekeningen geen nadere ontwikkeling van de leer mochten bevatten. Beslissend is onze houding tegenover Gods Woord. De huwelijkstrouw is in het Woord indringend getekend, vanaf het ‘been van mijn benen en vlees van mijn vlees’ in het paradijs (Genesis 2:23) tot de vergelijking met de innige eenheid tussen Christus en Zijn gemeente (Efeze 5:32), die tot in eeuwigheid onder het beeld van bruidegom en bruid stand zal houden (Openbaring 21:9). We mogen de vastheid van het Woord niet opgeven ten gunste van een vastgelopen situatie.
Natuurlijk moeten er wel oplossingen gezocht worden in klemmende praktijksituaties. Helaas is er in dergelijke gevallen veelal sprake van geheime zonden. Maar ook kan er sprake zijn van ernstige verstoorde verhoudingen, als gevolg van ingrijpende chronische, psychiatrische problematiek. Maar waar een dergelijke situatie bekend is of wordt, zal alles gedaan moeten worden om de situatie voor beide partijen weer dragelijk te maken.
Door middel van professionele hulp moet geprobeerd worden de dader van de mishandeling van het verkeerde van zijn gedrag te overtuigen. Soms kan het zelfs uit therapeutisch oogpunt nodig zijn dat de echtelieden tijdelijk niet onder één dak wonen. Niet alleen als een soort afkoelingsperiode, maar vooral om te proberen in die tijd door middel van professionele en pastorale begeleiding de situatie te normaliseren, zodat de echtelieden na verloop van tijd het huwelijksleven weer kunnen voortzetten. Niet alle problemen zullen met behulp van (professionele) hulpverlening kunnen worden opgelost. Ook moeten wij er in de pastorale praktijk rekening mee houden dat wij in deze bedeling in een gebroken wereld leven.
Wanneer er sprake is van een levensbedreigende situatie kan een kerkenraad in het uiterste geval berusten in een scheiding van tafel en bed. Deze scheiding van tafel en bed moet door de rechter worden uitgesproken. Het huwelijk is dan nog gewoon intact. De verplichting tot samenwoning wordt voor de duur van deze scheiding opgeheven. De scheiding van tafel en bed kan het gehele verdere leven van de echtelieden duren. Het gevaar is echter dat na drie jaar een van beide echtelieden echtscheiding kan aanvragen zonder dat de ander het daarmee eens is. Die eis wordt door de rechtbank altijd ingewilligd. Kerkenraden moeten zien te voorkomen dat zo’n huwelijk wordt ontbonden. Door middel van pastoraat en professionele hulpverlening moet de periode van de scheiding van tafel en bed niet langer zijn dan nodig om onder Gods zegen weer te komen tot normale verhoudingen.
De kerk zal zich nooit mogen neerleggen bij verstoorde huwelijksverhoudingen. Daarom zal de kerk bij huwelijksmoeilijkheden moeten streven naar verzoening en herstel van de relatie. Dat er dan in de weerbarstige praktijk van alle dag toch huwelijken ontbonden worden, mag niet voor rekening van de kerk komen. De kerk moet de norm in gehoorzaamheid aan Gods Woord en op een liefdevolle wijze hanteren.
De nood die er in veel huwelijken is, kunnen wij niet wegcijferen. Het zoeken van openingen om onder de vastheid van de Schrift uit te komen met het oog op de billijkheid, is echter een remedie die ons tégenover de Schrift plaatst. Hoe moeilijk het ook is, maar aan het gaan in het spoor van Gods geboden geeft God Zijn hulp en zegen, en daarbuiten niet.
Het huwelijksformulier verwoordt zeer pastoraal dat Christus ‘de getrouwden Zijn hulp en Zijn bijstand altijd wil bewijzen, ook wanneer men zulks allerminst verwacht’. Dit formulier zegt heel indringend: ‘Daarom zult gij ook alles (in voorspoed en tegenspoed) wat u daarin (in de heilige huwelijke staat) overkomt, met geduld en dankzegging aannemen, als van de hand des Heeren; zo zal het u ook alles ten beste en ter zaligheid gedijen.’
Hoe moeilijk het ook kan zijn, maar dáárom, omdat God de gehuwden samengevoegd heeft, zal Hij Zijn zegen voor de tijd (alles ten beste) en zelfs voor de eeuwigheid (ter zaligheid) geven als we in het spoor van Zijn geboden gaan.