4. Ambtelijk vermaan: afsnijding in drie trappen

4.1. Algemeen

Het buiten de gemeente plaatsen van een zondaar, de afsnijding, heeft plaats in drie trappen of fasen.

  1. De drie stadia zijn bedoeld om de gemeente de gelegenheid te geven voor de gecensureerde te bidden. Terwijl deze zelf gelegenheid heeft om tot inkeer te komen.

  2. De stille censuur of kerkelijke vermaning gaat altijd vooraf aan de censuur door middel van de afsnijding, ook wel genoemd: de grote ban.

  3. De kerkenraad mag nooit iemand direct onder de eerste trap van censuur plaatsen. Zelfs niet als er sprake is van zeer grove zonden.

  4. De kerkenraad die een gecensureerde, zo hij of zij zich niet bekeert, zal afsnijden, mag nooit een der in de Dordtse Kerkorde en in het vervolg aangegeven trappen overslaan.

  5. De termijn tussen de diverse openbare mededelingen van de kerkenraad aan de gemeente moet zodanig zijn dat de gecensureerde telkens tijd ontvangt om tot bezinning te komen en zich te bekeren. Een minimale termijn is twee maanden.

Toelichting

4.2. De eerste trap

Voor de eerste trap van de afsnijding gelden de volgende aandachtspunten:

  1. De betrokkene ontvangt tijdig bericht dat de kerkenraad zal overgaan tot het in de gemeente bekendmaken van de eerste trap van de kerkelijke afsnijding.

  2. Het inlichten van de gecensureerde kan op verschillende wijzen geschieden:

    1. zo mogelijk mondeling, tijdens de kerkenraadsvergadering;

    2. indien dat niet mogelijk is, door middel van een afvaardiging van de kerkenraad, die uit tenminste twee broeders bestaat;

    3. in elk geval tevens altijd door middel van een persoonlijk door twee broeders overhandigd, of toegezonden aangetekend schrijven.

  3. De brief bevat behalve de aankondiging van het onder censuur stellen tevens:

    1. de mededeling dat al diverse malen is vermaand;

    2. de gronden waarop is besloten om tot de eerste trap van de afsnijding over te gaan;

    3. het gebod/de geboden van Gods heilige wet dat is/die zijn overtreden.

  4. Als de kerkenraad de eerste trap instelt, deelt hij dat tijdens de zondagse eredienst met droefheid vanaf de preekstoel mede.

  5. Bij het bekendmaken dat iemand onder de eerste trap van censuur werd gesteld, verzwijgt de kerkenraad de naam van de betrokkene.

  6. De oproep van de kerkenraad aan het adres van de gemeente om voor de gecensureerde te bidden, mag niet ontbreken.

Toelichting

4.3. De tweede trap

Voor de tweede trap van de afsnijding gelden de volgende aandachtspunten:

  1. Als er, nadat de eerste trap is ingesteld, na nieuwe vermaningen nog geen sprake is van berouw, moet de tucht voortgang hebben. Dat kan echter alleen na voorafgaand advies van de classis.

  2. De kerkenraad licht de classis, die in comité vergadert, nauwgezet en zonder terughouding in over de feiten en gegevens van dit bepaalde geval.

  3. De classis kan een al of niet toestemmend advies geven.

  4. De verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van tucht blijft geheel bij de kerkenraad.

  5. De kerkenraad doet na toestemmend advies van de classis een tweede mededeling vanaf de kansel. Daarin noemt hij niet alleen de zonde, maar ook de zondaar met name.

  6. De kerkenraad betracht (ook) bij de tweede bekendmaking de nodige voorzichtigheid.

  7. De toonzetting van de mededeling maakt duidelijk dat het de kerkenraad leed doet de gecensureerde te moeten terechtwijzen, dat de kerkenraad bewogen is met de zondaar en dat Christus Zelf in barmhartigheid aandringt op bekering.

  8. De kerkenraad spoort de gemeente opnieuw aan voor de gecensureerde te bidden.

Toelichting

4.4. De derde trap

Voor de derde trap van de afsnijding gelden de volgende aandachtspunten:

  1. Indien de betrokkene ondanks doorgaande vermaning volhardt in het kwaad, volgt na verloop van tijd een derde openbare bekendmaking. Deze kondigt de voorgenomen afsnijding aan.

  2. De derde openbare mededeling is nog niet de afsnijding zelf. Er is nog steeds tijd en gelegenheid voor de gecensureerde om tot bekering en schuldbelijdenis te komen.

  3. Indien de gecensureerde zich heeft beroepen op de classis, wordt de derde bekendmaking opgeschort tot na de beslissing door de classis.

  4. De afsnijding zelf geschiedt door het lezen van het daartoe opgesteld formulier in een openbare samenkomst.

  5. Het afgesneden zijn van de gemeente wil niet zeggen dat de betrokkene niet meer in de kerk mag komen om de erediensten bij te wonen.

Toelichting

4.5. Schuldbelijdenis

Indien de betrokkene niet volhardt in het kwaad, maar tot inkeer en berouw komt, staat de mogelijkheid tot het doen van schuldbelijdenis voor zo iemand open. Deze schuldbelijdenis leidt tot het beëindigen van de kerkelijke tucht.

  1. Er kan alleen sprake zijn van schuldbelijdenis indien een zondaar of zondares zekere, dat is betrouwbare tekenen van boetvaardigheid toont. Deze tekenen van boetvaardigheid komen tot uitdrukking in schaamte en verdriet over de zonde, in een vernieuwde levenswandel en in de begeerte om schuld te belijden.

  2. Om de ernst en waarheid van de boetvaardigheid te toetsen kan de kerkenraad enige tijd laten verlopen tussen de eerste tekenen van boetvaardigheid en het daadwerkelijk laten afleggen van schuldbelijdenis.

  3. Doopleden zijn als leden van de gemeente aan de christelijke tucht in vermanende zin onderworpen. Indien zij verantwoordelijk geacht kunnen worden voor hun daden en in hun geweten bezwaard zijn over een bepaalde zonde, mogen ook zij schuldbelijdenis afleggen.

  4. Openbare zonden, die aan de gehele gemeente ergernis hebben gegeven, moeten in het openbaar worden beleden. Openbare schuldbelijdenis kan plaatshebben door de bekendmaking vanaf de kansel dat het betreffende lid van de gemeente schuldbelijdenis heeft afgelegd voor de kerkenraad.

Toelichting

4.6. Wederopneming

Wanneer er sprake is van oprechte inkeer, dient de kerk de afgesnedene weer op te nemen.

  1. Ten aanzien van de begeerte tot wederopneming gelden drie voorwaarden:

    1. het eerder afgesneden lid moet zelf verzoening met en wederopneming in de gemeente  begeren;

    2. ook de gemeente begeert de wederopneming en vermaant daarom tot waar berouw;

    3. de oprechtheid van de begeerte van de afgesnedene moet blijken uit zijn boetvaardigheid.

  2. De kerkenraad kan een proeftijd stellen om gelegenheid te geven dat de boetvaardigheid met woord en daad getoond wordt.

  3. Van het voornemen tot wederopneming moet eerst kennis worden gegeven aan de gemeente. Zij dient de wederopneming goed te keuren en te approberen. De gemeente krijgt gelegenheid eventuele bezwaren in te brengen.

Toelichting

4.7. Pastoraat en tuchtmaatregelen

De uitoefening van de kerkelijke tucht mag niet gebeuren zonder een behoorlijke pastorale bijstand aan de betrokkene. Kerkelijke tuchtmaatregelen vormen onderdeel van het pastoraat.

Toelichting