Vraag 55.1: Is het niet jammer dat dit artikel is vervallen?
Antwoord 55.1: In de praktijk is het moeilijk uitvoerbaar. Zeker in de huidige tijd is er een voortdurende stroom aan boeken en (digitale) publicaties. Preventief ambtelijk toezicht is niet mogelijk. Wel kan er achteraf reactief ambtelijk toezicht plaats hebben. Dit krijgt dan gestalte via het pastoraat, en indien nodig via de kerkelijke tucht. De toelichting op DKO 55 wijst overigens wel op de persoonlijke verantwoordelijkheid van een ieder die publiceert.
Vraag 56.1: Is er een uniforme regel voor doopzitting?
Antwoord 56.1: Die is er niet. De vormgeving van de doopzitting is een zaak van de predikant/kerkenraad. Het is een onderdeel van het onderwijzen door de predikant of als er geen predikant is door een ouderling. Het is goed dat een passend gedeelte uit Gods Woord besproken wordt en dat vanuit het formulier wordt gesproken over de betekenis van dit sacrament.
Vraag 60.1: Aan welke criteria moet het doopregister voldoen?
Antwoord 60.1: Een doopregister is een niet digitaal document waarin minimaal zijn vermeld: de namen en voornamen van de gedoopte volwassenen en kinderen, de namen van hun ouders, de geboortedatum, de geboorteplaats en de doopdatum. Soms wordt ook de predikant vermeld die de doop bediende, alsmede de dooptekst. Maar dat is niet verplicht.
Bij een digitaal document is het dus aan te raden een recente uitdraai in het archief te bewaren.
De ledenregistraties mogen met het oog op de Wet op de Persoonsbescherming slechts voor een bepaalde tijd namen bevatten van hen die geen lid meer van de gemeente zijn. Dat geldt echter niet voor het doopregister, zodat het altijd aantoonbaar is dat iemand gedoopt is.
Vraag 60.2. Waar hoort de ambtelijke zorg thuis bij een afgegeven doopbewijs?
Antwoord 60.2: Als een dooplid met doopbewijs overgaat naar een andere gemeente wordt de ontvangende gemeente verantwoordelijk voor de ambtelijke zorg.
Soms wordt echter een doopbewijs afgegeven i.v.m. het afleggen van belijdenis in een andere gemeente. Dan wordt men na het afleggen van de belijdenis belijdend lid van de oorspronkelijke gemeente. Dan blijft het dooplid dus vallen onder de ambtelijke zorg van de eigen gemeente.
Vraag 62.1: Is het verplicht dat het avondmaalformulier in zijn geheel wordt gelezen tijdens de avondmaaldienst?
Antwoord 62.1: Ook hier geldt dat in de geactualiseerde DKO de in decennia gegroeide praktijk is verwoord. Het formulier wordt gezien als een organische eenheid. Overigens gaf ook de oude DKO aan dat het formulier zou worden gelezen na ‘de predikatie en de openbare gebeden’.
Vraag 65.1: Valt een rouwdienst ook onder de verantwoording van de kerkenraad als deze niet wordt gehouden in het eigen kerkgebouw?
Antwoord 65.1: Een rouwdienst is geen kerkdienst, maar vooral een zaak van de familie. De samenstelling van de liturgie en de prediking is een zaak van de predikant, meestal in na overleg met de familie. De kerkenraad heeft het recht zijn gebouw niet ter beschikking te stellen als de familie een niet passende invulling wil geven aan de rouwdienst. Ook kan de predikant (in overleg met de kerkenraad) in dat geval besluiten geen medewerking te verlenen in een ander kerkgebouw.
Vraag 68.1: Is het verplicht dat jaarlijks de 52 zondagen van de Heidelbergse Catechismus gepredikt worden?
Antwoord 68.1: De Heidelbergse Catechismus is zodanig opgesteld dat er iedere zondag uit gepreekt zou worden. Dit uitgangspunt laten we graag staan. De toevoeging van het woordje ‘kan’ geeft echter de ruimte er langer over te doen.
De aanbeveling uit de toelichting dat dit ook in vacante gemeenten wordt gedaan (door prediking of leesdienst) is nuttig om te voorkomen dat de catechismusprediking in het slop raakt.
Vraag 69.1: Is het zingen van het lied: ‘O God, Die onze Vader zijt’ geoorloofd?
Antwoord 69.1: Deze verantwoordelijkheid berust bij de kerkenraad. De DKO laat dit over aan de vrijheid van de kerkenraad.