De ambten (2-28)

Artikel 2 -  Drie ambten 

Er zijn drie ambtena-b dat van dienaar des Woords, van ouderling en van diaken. 

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 2.1: Wat is de kerkrechtelijke status van een pastoraal werker?

Antwoord 2.1: De pastoraal werker wordt in de DKO als zodanig niet genoemd. In feite is hij een gewone ouderling, die (voor een deel van zijn tijd) wordt vrijgesteld voor kerkelijk werk en daarvoor een vergoeding krijgt. Gegevens hieromtrent zijn opgenomen in de besluiten van de Generale Synode 2019.

Artikel 3 – Noodzaak van wettige beroeping

Het is niemand geoorloofd, al is men ouderling of diaken, om de dienst van Woord en sacramenten op zich te nemen zonder daartoe wettig beroepen te zijn. Wanneer iemand, ondanks vermaan, tegen deze  regel handelt  dan zal de classis daarover oordelen en zo nodig optreden.

Artikel 4 – Toelating tot de bediening van Woord en sacramenten

1. De toelating tot de bediening van Woord en sacramenten van hen die tevoren niet in het ambt van predikant hebben gediend, bestaat uit: beroeping,a examen, approbatie (stilzwijgende goedkeuring) en bevestiging.

2. De kerkenraad beroept na voorafgaande aanroeping van de Naam des Heeren,  na verkiezing door de gemeente uit een door de kerkenraad gestelde voordracht, onder goedkeuring van de classis.b

3. Het examenc en onderzoek naar leer en leven vindt plaats door de classis, met advies van deputaten ex artikel 49 DKO of enigen van hen.d-e

4. De approbatie door de leden van de plaatselijke gemeente wordt verkregen als er, na meerdere bekendmakingen aan de gemeente gedurende veertien dagen, geen wettig bezwaar wordt ingebracht tegen zijn bevestiging.

5. De openbare bevestiging in het midden van de gemeente vindt plaats overeenkomstig het bestaande bevestigingsformulier. De oplegging der handenf gebeurt door de predikant die bevestigt en door enige anderen.g

Toelichting

Artikel 5 - Beroeping van in dienst zijnde predikanten

1. Het door een andere gemeente beroepena van een predikant die al in de dienst des Woords werkzaam is, vindt op overeenkomstige wijze plaats: beroeping door de kerkenraad na voorafgaande aanroeping van de Naam des Heeren, na verkiezing door de gemeente uit een door de kerkenraad gestelde voordracht, met goedkeuring van de classis.

2. Indien het beroep aanvaard wordt, overlegt de beroepen predikant op de classisvergadering een kerkelijke attestatie van leer en leven.b De naam van de predikant wordt door middel van meerdere bekendmakingen, gedurende veertien dagen ter approbatie aan de gemeente voorgesteld.

Wanneer geen wettige bezwaren zijn ontvangen, wordt de predikant bevestigd, overeenkomstig het bestaande bevestigingsformulier.

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 5.1: In artikel 5 wordt gesproken van de akte van losmaking en de door de classis verleende akte van ontslag. Zijn beroepsbrief en aannemingsbrief niet meer noodzakelijk?

Antwoord 5.1: In artikel 5 wordt alleen de attestatie genoemd. (Dat is de gebruikelijke attestatie.) De toelichting vermeldt ook de akte van losmaking en de akte van ontslag. Inderdaad hoort daar in de praktijk ook de beroepsbrief bij en de brief dat het beroep is aangenomen.

Artikel 6 – Rechtspositie predikant

De rechtsverhouding tussen kerkenraad en dienaar des Woordsa is een kerkelijke rechtsverhouding van geheel eigen aardb die beheerst wordt door de bepalingen van het eigen kerkrecht. De bepalingen van het kerkrecht zijn gebaseerd op de Bijbel als Gods Woord, de daarop gegronde Formulieren van Enigheid, alsmede deze kerkorde.

Toelichting

Artikel 7 – Verbintenis aan een plaatselijke gemeente

Een predikant wordt tot de dienst des Woords verbonden aan een gemeente, ook als hij een beroep aanneemt bij een instelling van liefdadigheid of uitgezonden wordt voor kerkvergaderend werk.a Ook in deze gevallen is hij aan de kerkorde onderworpen.

Toelichting

Artikel 8 – Toelating tot de theologische opleiding a

Tot het ambt van dienaar des Woords worden alleen personen toegelaten van wie men verzekerd is van hun bijzondere gaven, zoals godzaligheid, ootmoed, eerbaarheid, goed verstand, oordeel des onderscheidsb

Zij melden zich bij hun kerkenraad om een attest te vragen. Als zij dit verkrijgen, melden zij zich bij het in artikel 20 genoemde curatorium dat over hun toelating tot de Theologische School beslist.

Toelichting

Artikel 9 – Overkomst predikanten

Predikanten die uit andere kerkelijke groeperingen willen overkomen, worden alleen toegelaten tot het uitoefenen van het predikambt in de gemeenten na zeer zorgvuldige en voorzichtige afweging door de classis, met advies van deputaten ex artikel 49 DKO, en na een vastgestelde proeftijd.a

Toelichting

Artikel 10 – Vertrek van een predikant naar een andere gemeente

Een predikant die wettig aan een gemeente verbonden is, mag na het aannemen van een beroep naar elders, zijn oorspronkelijke gemeente alleen verlaten met instemming van de kerkenraad en met voorweten van de classis. Eveneens mag een andere gemeente  hem alleen ontvangen nadat hij aan de classis de wettige bewijzen heeft overlegd van zijn afscheid van de gemeente en de classis waar hij diende.

Artikel 11 – Verzorging van de predikant en losmaking van een predikant van een gemeente

1. De kerkenraad heeft, als vertegenwoordiger van de gemeente, de plicht zijn predikant van een passend levensonderhoud te  voorzien.a

2. In zeer bijzondere omstandigheden kan een predikant op verzoek van de kerkenraad losgemaakt worden van zijn gemeenteb Dit gebeurt door een besluit van de classis en met advies van deputaten ex artikel 49 DKO.c-d

Toelichting

Artikel 12 – Overgang tot een andere staat des levens

Omdat een dienaar des Woords die eens wettig beroepen is zoals hierboven is omschreven, zijn leven lang aan de dienst der kerk is verbonden, is het hem niet geoorloofd over te gaan tot een andere staat des levens,a-b tenzij daarvoor gewichtige redenen zijn. De classis zal hiervan kennis nemen en met advies van deputaten ex artikel 49 DKO daarover oordelen.c

Toelichting

Artikel 13 – Emeritaat

1. Als een predikant door ouderdom, ziekte of door een andere oorzaak geheel of gedeeltelijk onbekwaam wordt tot de uitoefening van zijn ambt, behoudt hij de titel en waardigheid van een predikant en mag hij daarom het Woord en de sacramenten bedienen.

2. Hij ontvangt een passend levensonderhoud (evenals de weduwen en wezen van de predikanten). Een en ander overeenkomstig de daartoe door de generale synode vastgestelde regels.a-b

3. De predikant valt na zijn emeritaat onder het opzicht van de kerkenraad van de gemeente waar hij lid is.c

Toelichting

Artikel 14 – Tijdelijk onderbreking van de dienst

Een predikant blijft te allen tijde gebonden aan het aanvaarde beroep vanuit de gemeente, ook als hij om de reeds genoemde of  andere oorzaken zijn dienstwerk een tijdlang moet onderbreken.a Deze onderbreking behoeft de goedkeuring van de kerkenraad.

Toelichting

Artikel 15 – Elders preken

Het is een predikant, die de uitoefening van zijn ambt in zijn eigen gemeente nalaat of moet onderbreken, alleen toegestaan eldersa te prediken met toestemming en machtiging van de classis, met advies van deputaten ex artikel 49 DKO.

Evenzo mag een predikant alleen in een andere gemeente van het  kerkverband Woord en sacramenten bedienen met toestemming van de kerkenraad van die gemeente.

Toelichting

Artikel 16 – Inhoud van het ambt van dienaar des Woords

Het ambt van dienaar des Woords bestaat uit het volharden in de  gebeden, het bedienen van het Woord en de sacramenten en het opzicht hebben op medebroeders, ouderlingen en diakenen, alsook op de gemeente.a  Daarnaast oefent hij samen met de ouderlingen kerkelijke tucht uit en zorgt ervoor dat alles eerlijk en met orde plaatsvindt.b-c

Toelichting

Artikel 17 – Gelijkheid in het ambt

Onder de dienaren des Woords wordt zo veel mogelijk een gelijke verdeling aangehouden ten aanzien van de lasten van hun  ambt en in andere dingen. Daarbij moet het oordeel van de kerkenraad en – als dit nodig is – van de meerdere vergaderingen worden gevolgd.

Deze regel moet ook ten aanzien van ouderlingen en diakenen worden onderhouden.

Artikel 18 – Theologische opleiding

De generale synode draagt verantwoordelijkheid voor de instandhouding van een Theologische School. De synode benoemt de docenten.a-b

Toelichting

Artikel 19 – Curatorium

Een door de generale synode ingesteld curatorium is belast meta de toelating en de toerusting van studenten en het  toezicht op de Theologische School. De door het curatorium toegelaten studenten worden hier opgeleid tot dienaren des Woords. Als onderdeel van deze opleiding oefenen de studenten in de gemeenten in het spreken van een stichtelijk woord.

Een en ander gebeurt overeenkomstig de daartoe door de generale synode vastgestelde regeling.

Toelichting

Artikel 20 – Theologische studenten

De gemeenten bevorderen dat er op deze Theologische School studenten zijn. Het curatoriuma van de Theologische School draagt zorgt voor hun onderhoud. Na beroepbaarstelling door het curatorium en het aannemen van een beroep beslist de classis over hun toelating tot het ambt.b

Toelichting

Artikel 21 – Kerkelijke zorg voor het onderwijs

De kerkenraad bevorderta waar mogelijk dat er onderwijs gegeven wordt in overeenstemming met Gods Woord en de gereformeerde belijdenisgeschriften. Hiertoe behoort in het bijzonder het onderwijs in de godzaligheid en in de Catechismus.b-c  

Toelichting

Artikel 22 – Verkiezing van ouderlingen

1. Het staat de kerkenraad vrij om zo veel ouderlingen als er nodig zijn aan de gemeente voor te stellen. Daartoe wordt een dubbel aantal kandidaten gesteld om de helft hiervan door de gemeente te laten verkiezen.a-b

2. In bijzondere omstandighedenc kan de kerkenraad zelfstandig  ouderlingen verkiezen.d

3. Als de verkozenen door de gemeente zijn geapprobeerd, worden zij (behalve wanneer er enig wettig bezwaar bestaat)e-f in het midden der gemeente bevestigd overeenkomstig het daarvoor bestaande bevestigingsformulier.g

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 22.1: Op pag. 48, van ‘…en met orde’ (toelichting 3, het 3e en 4e aandachtstreepje) staat: “Dit levert blanco stemmen op. Die moeten worden afgetrokken van het totaal.” Hoe kan dat gerealiseerd? Zo’n incompleet stembriefje staat toch voor één stem?

Antwoord 22.1: Een concreet voorbeeld: stel er moeten uit vier namen twee namen worden aangekruist en er is er maar één aangekruist. Dan is er één blanco stem. Die moet worden meegenomen in het totaal aantal blanco stemmen dat er is. Zie voor een rekenvoorbeeld ds. Silfhout, 'Kort bestek’ pag. 168. Dit voorbeeld is echter geen vastgesteld voorschrift.

Vraag 22.2: Zie pag. 49, toelichting 6. Is het kerkrechtelijk toegestaan om voorafgaand aan de stemming mee te delen dat in het geval meer personen met meerderheid gekozen zijn, zij allen gekozen zijn?

Antwoord 22.2: Dit is niet juist. Bij een stemming wordt altijd van te voren aangegeven hoeveel personen nodig zijn om te verkiezen. Als er bijvoorbeeld drie diakenen verkozen moeten worden, dan zijn er zes namen gesteld waaruit gekozen kan worden. Als er een extra diaken nodig is, moeten er dus acht namen worden voorgedragen. Dat is kerkrechtelijk de juiste manier van stemming.

Vraag 22.3: Mogen bij de vrije stemming bij instituering (zie onder a, punt 7) alleen manslidmaten stemmen die niet onder censuur staan en die minimaal een jaar lid zijn van de gemeente?

Antwoord 22.3: Inderdaad, gecensureerden worden niet uitgenodigd; zij hebben immers geen actief en geen passief stemrecht. De gedachte dat men minimaal een jaar lid moet zijn, heeft geen betrekking op het uitoefenen van het actief stemrecht.

Vraag 22.4: Geldt het recht van approbatie bij door de kerkenraad gestelde kandidaat-ambtsdragers?

Antwoord 22.4: Nee, dit recht geldt alleen bij verkózen en te bevestigen kandidaten.

Artikel 23 – Het ambt van ouderling

Het ambt van ouderling houdt in, naast de genoemde taken in artikel 16, het opzicht op de trouwe ambtsvervulling van de predikant,a de andere ouderlingen en de diakenen. Verder omvat het ambt van ouderling het afleggen van (huis)bezoeken tot stichting van de gemeente.b Dit om in het bijzonder de leden van de gemeente te vertroosten, te onderwijzen en ook anderen op te roepen de christelijke religie aan te nemen.c

Toelichting

Artikel 24 – Verkiezing van diakenen

Dezelfde handelwijze die voor de ouderlingen is omschreven, wordt ook toegepast bij de verkiezing, approbatie en bevestiging van de diakenen.

Toelichting

Artikel 25 – Het ambt van diaken

1. Het ambt van diaken is in de eerste plaats het ijverig verzamelen van liefdegavena en andere goederenb voor de armen en noodlijdenden. Daarnaast het getrouw en vlijtig uitdelen daarvan aan de leden en anderen,c naar wat zij nodig hebben.d Dit na gemeenschappelijk overleg van de diakenen. Ten slotte het bezoeken en vertroosten van hen die in moeitevolle omstandigheden verkeren en dezen met raad en daad bijstaan.

2. De diakenen zien er zorgvuldig op toe dat de liefdegaven niet misbruikt worden.

3. Zij leggen van hun arbeid verantwoording af in de kerkenraad en aan de gemeente, op een door de kerkenraad vast te stellen tijd en wijze.e

Toelichting

Artikel 26 – Correspondentie met andere organen voor diaconale zorg a

De diakenen  plegen waar nodig overleg met andere instellingen op hun terrein, opdat de liefdegaven zo gericht mogelijk worden uitgedeeld onder hen die het meest gebrek lijden.

Toelichting

Artikel 27 – Diensttijd van ouderlingen en diakenen

Elk jaara treedt een deel van de ouderlingen en diakenen af volgens een door de kerkenraad opgesteld rooster van aftreden, zodanig dat de zittingstermijn van elke ambtsdrager niet langer is dan vier jaar. Herkiezing is mogelijk.b Een en ander als het welzijn van de gemeente hiermee is gediend.

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 27.1: Waarom is de zittingsduur van ambtsdragers gewijzigd van twee jaar naar drie à vier jaar?

Antwoord 27.1: : De praktijk was veelal anders dan de letter van dit artikel, zeker in de kerken van de Afscheiding. Voetius vond bijvoorbeeld een periode van twee jaar al tekort; hij dacht zelf aan vier of vijf jaar. Bovendien gaf het oorspronkelijke artikel en het aangepaste artikel zelf al ruimte voor afwijking met de zinsnede: …tenzij het profijt anders vereist….   

Vraag 27.2: Waarom is er geen maximale zittingstermijn van bijvoorbeeld 12 jaar voor ambtsdragers opgenomen?

Antwoord 27.2: Ook in de oude DKO werd geen maximaal aantal genoemd. Er zijn argumenten aan te voeren voor een begrenzing, maar er zijn ook argumenten om dat niet te doen, zoals continuïteit en ambtelijke ervaring. De bestaande praktijk van vele decennia is in de nieuwe DKO vastgelegd. Elke kerkenraad is overigens vrij om deze argumenten te wegen bij de herverkiezing.

Vraag 27.3: Geldt er geen maximale leeftijd voor ambtsdragers?

Antwoord 27.3: Nee, zowel de oude als de nieuwe DKO geven hierin geen regel. Belangrijk is of men met stichting de gemeente mag dienen.

Artikel 28 – Verhouding kerk – overheid

Tot het ambt van de overheid behoort, naar het oordeel van de kerk, het in stand houden en bevorderen van de eigen plaats van de kerk en van de uitoefening van de eredienst in de samenleving. Daarom mag van de overheid en de kerk verwacht worden dat een ieder in de vreze des Heeren het zijne zal doen om alle achterdocht en wantrouwen te voorkomen en goede eendracht te bevorderen met het oog op het welzijn van de kerk.

Daartoe dient:

  • de plicht van predikanten, ouderlingen en diakenen om mede door hun voorbeeld de gehele gemeente met ijver en oprechtheid de gehoorzaamheid, liefde en eerbied in te scherpen, die zij de overheidspersonen verschuldigd zijn. Hiertoe behoort ook de plicht de overheden in de voorbede op te dragen.a

  • de plicht van de kerk om de overheden op te roepen wetgeving, bestuur en rechtspraak zodanig in te richten en uit te oefenen dat Gods geboden door overheid en samenleving in acht worden genomen.b

Toelichting