De ambten (2-28)

Artikel 2 -  Drie ambten 

Er zijn drie ambtena-b dat van dienaar des Woords, van ouderling en van diaken. 

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 2.1: Wat is de kerkrechtelijke status van een pastoraal werker?

Antwoord 2.1: De pastoraal werker wordt in de DKO als zodanig niet genoemd. In feite is hij een gewone ouderling, die (voor een deel van zijn tijd) wordt vrijgesteld voor kerkelijk werk en daarvoor een vergoeding krijgt. Gegevens hieromtrent zijn opgenomen in de besluiten van de Generale Synode 2019.

Artikel 3 – Noodzaak van wettige beroeping

Het is niemand geoorloofd, al is men ouderling of diaken, om de dienst van Woord en sacramenten op zich te nemen zonder daartoe wettig beroepen te zijn. Wanneer iemand, ondanks vermaan, tegen deze  regel handelt  dan zal de classis daarover oordelen en zo nodig optreden.

Vragen en antwoorden

Vraag 3.1: Is het toegestaan voor een ouderling/kerkelijk werker om binnen de gemeente waartoe hij behoort op zondag een stichtelijk woord te spreken?

Antwoord 3.1: In een uitvoerig rapport dat op de PS Zuid in 2020 is aanvaard is dit onderwerp behandeld. De conclusie van het rapport is dat de verkondiging van Gods Woord is voorbehouden aan hen die daartoe van Godswege geroepen zijn. De gegevens uit de Schrift en de belijdenisgeschriften bieden geen steun voor de figuur van de lerend ouderling. De Dordtse Kerkorde kent een ‘tweede route’ tot het ambt van predikant, maar geen tweede ambt van lerend ouderling, naast het ambt van predikant. De Gereformeerde Gemeenten hebben in de lijn van Dordt de ruimte voor lerend ouderlingen ingeperkt.

Vraag 3.2: Mag een evangelist tijdens een eredienst voorgaan in de gemeente?

Antwoord 3.2: In erediensten kunnen evangelisten niet voorgaan dit is voorbehouden aan predikanten. Ook wanneer het een evangelisatiedienst betreft waarbij tijdens het gebed en de preek speciale aandacht wordt besteed aan het evangelisatiewerk.

Bij gemeenteavonden, (jeugd)verenigingsavonden en doordeweekse laagdrempelige evangelisatiesamenkomsten is het wel mogelijk dat een evangelist spreekt. Het is nadrukkelijk geen eredienst.

Artikel 4 – Toelating tot de bediening van Woord en sacramenten

1. De toelating tot de bediening van Woord en sacramenten van hen die tevoren niet in het ambt van predikant hebben gediend, bestaat uit: beroeping,a examen, approbatie (stilzwijgende goedkeuring) en bevestiging.

2. De kerkenraad beroept na voorafgaande aanroeping van de Naam des Heeren,  na verkiezing door de gemeente uit een door de kerkenraad gestelde voordracht, onder goedkeuring van de classis.b

3. Het examenc en onderzoek naar leer en leven vindt plaats door de classis, met advies van deputaten ex artikel 49 DKO of enigen van hen.d-e

4. De approbatie door de leden van de plaatselijke gemeente wordt verkregen als er, na meerdere bekendmakingen aan de gemeente gedurende veertien dagen, geen wettig bezwaar wordt ingebracht tegen zijn bevestiging.

5. De openbare bevestiging in het midden van de gemeente vindt plaats overeenkomstig het bestaande bevestigingsformulier. De oplegging der handenf gebeurt door de predikant die bevestigt en door enige anderen.g

Toelichting

Artikel 5 - Beroeping van in dienst zijnde predikanten

1. Het door een andere gemeente beroepena van een predikant die al in de dienst des Woords werkzaam is, vindt op overeenkomstige wijze plaats: beroeping door de kerkenraad na voorafgaande aanroeping van de Naam des Heeren, na verkiezing door de gemeente uit een door de kerkenraad gestelde voordracht, met goedkeuring van de classis.

2. Indien het beroep aanvaard wordt, overlegt de beroepen predikant op de classisvergadering een kerkelijke attestatie van leer en leven.b De naam van de predikant wordt door middel van meerdere bekendmakingen, gedurende veertien dagen ter approbatie aan de gemeente voorgesteld.

Wanneer geen wettige bezwaren zijn ontvangen, wordt de predikant bevestigd, overeenkomstig het bestaande bevestigingsformulier.

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 5.1: In artikel 5 wordt gesproken van de akte van losmaking en de door de classis verleende akte van ontslag. Zijn beroepsbrief en aannemingsbrief niet meer noodzakelijk?

Antwoord 5.1: In artikel 5 wordt alleen de attestatie genoemd. (Dat is de gebruikelijke attestatie.) De toelichting vermeldt ook de akte van losmaking en de akte van ontslag. Inderdaad hoort daar in de praktijk ook de beroepsbrief bij en de brief dat het beroep is aangenomen.

Artikel 6 – Rechtspositie predikant

De rechtsverhouding tussen kerkenraad en dienaar des Woordsa is een kerkelijke rechtsverhouding van geheel eigen aardb die beheerst wordt door de bepalingen van het eigen kerkrecht. De bepalingen van het kerkrecht zijn gebaseerd op de Bijbel als Gods Woord, de daarop gegronde Formulieren van Enigheid, alsmede deze kerkorde.

Toelichting

Artikel 7 – Verbintenis aan een plaatselijke gemeente

Een predikant wordt tot de dienst des Woords verbonden aan een gemeente, ook als hij een beroep aanneemt bij een instelling van liefdadigheid of uitgezonden wordt voor kerkvergaderend werk.a Ook in deze gevallen is hij aan de kerkorde onderworpen.

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 7.1: Is een evangelist uitgezonden in het buitenland (of zendingswerker) een ambtsdrager met ambtelijke volmacht?

Antwoord 7.1: Nee, conform de uitspraken van de Generale Synode van 1995 en 2004 heeft deze geen ambtelijke volmacht. Uitzondering hierop is gemaakt op de Generale Synode in 1998 voor een bijzondere situatie in Ecuador. Deze mogelijkheid tot uitzondering is behouden op de Generale Synode van 2004. De Generale Synode stelt dat evangelisten in het buitenland hun arbeid verrichten onder kerkelijke volmacht die gedragen wordt door approbatie en uitzending van kerkenraad en gemeente. Het betreffende deputaatschap (bijvoorbeeld Deputaatschap voor de zending of Deputaatschap voor Israël) draagt de ambtelijke verantwoordelijkheid in het licht van artikel 39 D.K.O.

Vraag 7.2: Is een evangelist in Nederland of België een ambtsdrager met ambtelijke volmacht?

Antwoord 7.2: Een evangelist in Nederland en België kan ambtelijke volmacht hebben als deze als ouderling met bijzondere opdracht aan de moedergemeente verbonden is. De band met de plaatselijke kerkenraad, de relatie tot de gemeente en het uitoefen van toezicht krijgt hier gestalte. Het deputaatschap evangelisatie verzoekt de kerkenraad en gemeente om een door hem benoemde evangelist als ouderling met een bijzondere opdracht te bevestigen.

Artikel 8 – Toelating tot de theologische opleiding a

Tot het ambt van dienaar des Woords worden alleen personen toegelaten van wie men verzekerd is van hun bijzondere gaven, zoals godzaligheid, ootmoed, eerbaarheid, goed verstand, oordeel des onderscheidsb

Zij melden zich bij hun kerkenraad om een attest te vragen. Als zij dit verkrijgen, melden zij zich bij het in artikel 20 genoemde curatorium dat over hun toelating tot de Theologische School beslist.

Toelichting

Artikel 9 – Overkomst predikanten

Predikanten die uit andere kerkelijke groeperingen willen overkomen, worden alleen toegelaten tot het uitoefenen van het predikambt in de gemeenten na zeer zorgvuldige en voorzichtige afweging door de classis, met advies van deputaten ex artikel 49 DKO, en na een vastgestelde proeftijd.a

Toelichting

Artikel 10 – Vertrek van een predikant naar een andere gemeente

Een predikant die wettig aan een gemeente verbonden is, mag na het aannemen van een beroep naar elders, zijn oorspronkelijke gemeente alleen verlaten met instemming van de kerkenraad en met voorweten van de classis. Eveneens mag een andere gemeente  hem alleen ontvangen nadat hij aan de classis de wettige bewijzen heeft overlegd van zijn afscheid van de gemeente en de classis waar hij diende.

Artikel 11 – Verzorging van de predikant en losmaking van een predikant van een gemeente

1. De kerkenraad heeft, als vertegenwoordiger van de gemeente, de plicht zijn predikant van een passend levensonderhoud te voorzien.a

2. In zeer bijzondere omstandigheden kan een predikant op verzoek van de kerkenraad losgemaakt worden van zijn gemeenteb Dit gebeurt door een besluit van de classis en met advies van deputaten ex artikel 49 DKO.c-d

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 11.1: Hoe moet een kerkenraad handelen bij langdurige ziekte van een predikant?

Antwoord 11.1: Hiervoor is een complete rapport van regeling bij ziekte en uitval van predikanten opgesteld. Een belangrijk onderdeel daarvan is het Protocol bij ziekte en uitval van een predikant. Het volledige rapport is voor kerkenraden op verzoek beschikbaar.

Artikel 12 – Overgang tot een andere staat des levens

Omdat een dienaar des Woords die eens wettig beroepen is zoals hierboven is omschreven, zijn leven lang aan de dienst der kerk is verbonden, is het hem niet geoorloofd over te gaan tot een andere staat des levens,a-b tenzij daarvoor gewichtige redenen zijn. De classis zal hiervan kennis nemen en met advies van deputaten ex artikel 49 DKO daarover oordelen.c

Toelichting

Artikel 13 – Emeritaat

1. Als een predikant door ouderdom, ziekte of door een andere oorzaak geheel of gedeeltelijk onbekwaam wordt tot de uitoefening van zijn ambt, behoudt hij de titel en waardigheid van een predikant en mag hij daarom het Woord en de sacramenten bedienen.

2. Hij ontvangt een passend levensonderhoud (evenals de weduwen en wezen van de predikanten). Een en ander overeenkomstig de daartoe door de generale synode vastgestelde regels.a-b

3. De predikant valt na zijn emeritaat onder het opzicht van de kerkenraad van de gemeente waar hij lid is.c

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 13.1: Als een predikant op grond van medische redenen emeritaat wil aanvragen, welke stappen moet hij daarvoor dan nemen?

Antwoord 13.1: Op de Generale Synode van 1995 en 2004 zijn hiervoor richtlijnen opgesteld en vertrouwensartsen aangesteld. De medische gronden waarop de verklaringen van de artsen zijn gebaseerd worden niet ter kennis gebracht van de ambtelijke vergadering. De kerk dient de kosten van de medische keuringen te betalen. De synode heeft de benoeming van de vertrouwensartsen aan het moderamen gedelegeerd. Ten aanzien van de taak van de vertrouwensarts heeft de Generale Synode van 2004 de volgende richtlijnen opgesteld:

  1. Slechts een van de twee aangewezen vertrouwensartsen behoeft te worden ingeschakeld, waarbij het voor de hand ligt dat die arts wordt ingeschakeld die in de betrokken regio woonachtig is

  2. Dat met het oog op het nemen van een zo verantwoord mogelijke beslissing de vertrouwensarts zal verwijzen naar twee specialisten. Dit zullen bij voorkeur specialisten zijn, die nog niet eerder met betrokkene in aanraking zijn geweest.

  3. Het de taak is van de vertrouwensarts om op basis van de bevindingen van de geconsulteerde specialisten een eindoordeel omtrent de medische aspecten van de emeritaatsaanvraag te geven. Hij is daarbij gehouden tot geheimhouding van de medische detailgegevens.

  4. De beslissing omtrent de emeritaatsaanvraag berust bij de kerkelijke vergaderingen; deze zullen echter wel buitengewoon zwaarwegende redenen moeten hebben om van het medisch oordeel van de vertrouwensarts af te wijken.

Vraag 13.2: Kan een emerituspredikant deputaat blijven?

Antwoord 13.2: Op de Generale Synode van 2001 is hierover gesproken maar geen harde uitspraak gedaan. Tijdens de Synode is geconcludeerd dat er geen kerkrechtelijke grond bestaat om te zeggen dat een emerituspredikant niet langer in een deputaatschap zitting mag hebben. Maar er moet wel met wijsheid mee worden omgegaan. Er moet worden gewaakt tegen vergrijzing. Bovendien is het niet goed op mensen te bouwen. Het gaat om de leiding des Heeren. De beslissingsbevoegdheid ligt bij de Generale Synode die zich via stemming uitspreekt over de benoeming van primi en secundi.

Vraag 13.3: Is er ook de mogelijkheid van deeltijdemeritaat?

Antwoord 13.3: De Generale Synode van 2010 heeft hierover een uitspraak gedaan. De conclusie van de vergadering was dat artikel 13 van de DKO als regel alleen is bedoeld voor volledig emeritaat. Er zijn niettemin uitzonderlijke situaties denkbaar waarin er toch enige ruimte geboden moet worden opdat er in de kerkelijke weg een passende oplossing kan worden gevonden. Het zou echter te ver gaan om voor dergelijke uitzonderlijke situaties een regeling te treffen.

Artikel 14 – Tijdelijk onderbreking van de dienst

Een predikant blijft te allen tijde gebonden aan het aanvaarde beroep vanuit de gemeente, ook als hij om de reeds genoemde of  andere oorzaken zijn dienstwerk een tijdlang moet onderbreken.a Deze onderbreking behoeft de goedkeuring van de kerkenraad.

Toelichting

Artikel 15 – Elders preken

Het is een predikant, die de uitoefening van zijn ambt in zijn eigen gemeente nalaat of moet onderbreken, alleen toegestaan eldersa te prediken met toestemming en machtiging van de classis, met advies van deputaten ex artikel 49 DKO.

Evenzo mag een predikant alleen in een andere gemeente van het  kerkverband Woord en sacramenten bedienen met toestemming van de kerkenraad van die gemeente.

Toelichting

Artikel 16 – Inhoud van het ambt van dienaar des Woords

Het ambt van dienaar des Woords bestaat uit het volharden in de  gebeden, het bedienen van het Woord en de sacramenten en het opzicht hebben op medebroeders, ouderlingen en diakenen, alsook op de gemeente.a  Daarnaast oefent hij samen met de ouderlingen kerkelijke tucht uit en zorgt ervoor dat alles eerlijk en met orde plaatsvindt.b-c

Toelichting

Artikel 17 – Gelijkheid in het ambt

Onder de dienaren des Woords wordt zo veel mogelijk een gelijke verdeling aangehouden ten aanzien van de lasten van hun  ambt en in andere dingen. Daarbij moet het oordeel van de kerkenraad en – als dit nodig is – van de meerdere vergaderingen worden gevolgd.

Deze regel moet ook ten aanzien van ouderlingen en diakenen worden onderhouden.

Artikel 18 – Theologische opleiding

De generale synode draagt verantwoordelijkheid voor de instandhouding van een Theologische School. De synode benoemt de docenten.a-b

Toelichting

Artikel 19 – Curatorium

Een door de generale synode ingesteld curatorium is belast meta de toelating en de toerusting van studenten en het  toezicht op de Theologische School. De door het curatorium toegelaten studenten worden hier opgeleid tot dienaren des Woords. Als onderdeel van deze opleiding oefenen de studenten in de gemeenten in het spreken van een stichtelijk woord.

Een en ander gebeurt overeenkomstig de daartoe door de generale synode vastgestelde regeling.

Toelichting

Artikel 20 – Theologische studenten

De gemeenten bevorderen dat er op deze Theologische School studenten zijn. Het curatoriuma van de Theologische School draagt zorgt voor hun onderhoud. Na beroepbaarstelling door het curatorium en het aannemen van een beroep beslist de classis over hun toelating tot het ambt.b

Toelichting

Artikel 21 – Kerkelijke zorg voor het onderwijs

De kerkenraad bevorderta waar mogelijk dat er onderwijs gegeven wordt in overeenstemming met Gods Woord en de gereformeerde belijdenisgeschriften. Hiertoe behoort in het bijzonder het onderwijs in de godzaligheid en in de Catechismus.b-c  

Toelichting

Artikel 22 – Verkiezing van ouderlingen

1. Het staat de kerkenraad vrij om zo veel ouderlingen als er nodig zijn aan de gemeente voor te stellen. Daartoe wordt een dubbel aantal kandidaten gesteld om de helft hiervan door de gemeente te laten verkiezen.a-b

2. In bijzondere omstandighedenc kan de kerkenraad zelfstandig  ouderlingen verkiezen.d

3. Als de verkozenen door de gemeente zijn geapprobeerd, worden zij (behalve wanneer er enig wettig bezwaar bestaat)e-f in het midden der gemeente bevestigd overeenkomstig het daarvoor bestaande bevestigingsformulier.g

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 22.1: Op pag. 48, van ‘…en met orde’ (toelichting 3, het 3e en 4e aandachtstreepje) staat: “Dit levert blanco stemmen op. Die moeten worden afgetrokken van het totaal.” Hoe kan dat gerealiseerd? Zo’n incompleet stembriefje staat toch voor één stem?

Antwoord 22.1: Een concreet voorbeeld: stel er moeten uit vier namen twee namen worden aangekruist en er is er maar één aangekruist. Dan is er één blanco stem. Die moet worden meegenomen in het totaal aantal blanco stemmen dat er is. Zie voor een rekenvoorbeeld ds. Silfhout, 'Kort bestek’ pag. 168. Dit voorbeeld is echter geen vastgesteld voorschrift.

Vraag 22.2: Zie pag. 49, toelichting 6. Is het kerkrechtelijk toegestaan om voorafgaand aan de stemming mee te delen dat in het geval meer personen met meerderheid gekozen zijn, zij allen gekozen zijn?

Antwoord 22.2: Dit is niet juist. Bij een stemming wordt altijd van te voren aangegeven hoeveel personen nodig zijn om te verkiezen. Als er bijvoorbeeld drie diakenen verkozen moeten worden, dan zijn er zes namen gesteld waaruit gekozen kan worden. Als er een extra diaken nodig is, moeten er dus acht namen worden voorgedragen. Dat is kerkrechtelijk de juiste manier van stemming.

Vraag 22.3: Mogen bij de vrije stemming bij instituering (zie onder a, punt 7) alleen manslidmaten stemmen die niet onder censuur staan en die minimaal een jaar lid zijn van de gemeente?

Antwoord 22.3: Inderdaad, gecensureerden worden niet uitgenodigd; zij hebben immers geen actief en geen passief stemrecht. De gedachte dat men minimaal een jaar lid moet zijn, heeft geen betrekking op het uitoefenen van het actief stemrecht.

Vraag 22.4: Geldt het recht van approbatie bij door de kerkenraad gestelde kandidaat-ambtsdragers?

Antwoord 22.4: Nee, dit recht geldt alleen bij verkózen en te bevestigen kandidaten.

Vraag 22.5: Wanneer er een appel op de classis is gedaan aangaande de herverkiezing van een ambtsdrager; Blijft deze dan nog wel ambtsdrager zolang de classis nog geen uitspraak heeft gedaan?

Antwoord 22.5: Het verdient dan de voorkeur om in deze situatie de oude lijn aan te houden om de ambtsdrager in functie te doen blijven tot de classisuitspraak. Wanneer het in functie blijven gedurende de behandeling van het appel tot zeer ongewenste gevolgen zou leiden, bijv. vanwege grote spanningen in de gemeente, kan hiervan uiteraard moeten worden afgeweken. Dit is ter beoordeling van de kerkenraad.

Artikel 23 – Het ambt van ouderling

Het ambt van ouderling houdt in, naast de genoemde taken in artikel 16, het opzicht op de trouwe ambtsvervulling van de predikant,a de andere ouderlingen en de diakenen. Verder omvat het ambt van ouderling het afleggen van (huis)bezoeken tot stichting van de gemeente.b Dit om in het bijzonder de leden van de gemeente te vertroosten, te onderwijzen en ook anderen op te roepen de christelijke religie aan te nemen.c

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 23.1: Hoe moet een kerkenraad omgaan met een Bijbelkring binnen de gemeente?

Antwoord 23.1: De Generale Synode van 1998 heeft zich hierover al gebogen en een notitie doen uitgaan naar de kerkenraden. In de kern komt het er op neer dat het verenigingsleven onder de verantwoordelijkheid van de kerkenraden moet plaats vinden. Ook een Bijbelkring behoord behoorlijk ambtelijk toezicht te hebben. De volledige notitie kunt u hier bekijken.

Artikel 24 – Verkiezing van diakenen

Dezelfde handelwijze die voor de ouderlingen is omschreven, wordt ook toegepast bij de verkiezing, approbatie en bevestiging van de diakenen.

Toelichting

Artikel 25 – Het ambt van diaken

1. Het ambt van diaken is in de eerste plaats het ijverig verzamelen van liefdegavena en andere goederenb voor de armen en noodlijdenden. Daarnaast het getrouw en vlijtig uitdelen daarvan aan de leden en anderen,c naar wat zij nodig hebben.d Dit na gemeenschappelijk overleg van de diakenen. Ten slotte het bezoeken en vertroosten van hen die in moeitevolle omstandigheden verkeren en dezen met raad en daad bijstaan.

2. De diakenen zien er zorgvuldig op toe dat de liefdegaven niet misbruikt worden.

3. Zij leggen van hun arbeid verantwoording af in de kerkenraad en aan de gemeente, op een door de kerkenraad vast te stellen tijd en wijze.e

Toelichting

Artikel 26 – Correspondentie met andere organen voor diaconale zorg a

De diakenen  plegen waar nodig overleg met andere instellingen op hun terrein, opdat de liefdegaven zo gericht mogelijk worden uitgedeeld onder hen die het meest gebrek lijden.

Toelichting

Artikel 27 – Diensttijd van ouderlingen en diakenen

Elk jaara treedt een deel van de ouderlingen en diakenen af volgens een door de kerkenraad opgesteld rooster van aftreden, zodanig dat de zittingstermijn van elke ambtsdrager niet langer is dan vier jaar. Herkiezing is mogelijk.b Een en ander als het welzijn van de gemeente hiermee is gediend.

Toelichting
Vragen en antwoorden

Vraag 27.1: Waarom is de zittingsduur van ambtsdragers gewijzigd van twee jaar naar drie à vier jaar?

Antwoord 27.1: : De praktijk was veelal anders dan de letter van dit artikel, zeker in de kerken van de Afscheiding. Voetius vond bijvoorbeeld een periode van twee jaar al tekort; hij dacht zelf aan vier of vijf jaar. Bovendien gaf het oorspronkelijke artikel en het aangepaste artikel zelf al ruimte voor afwijking met de zinsnede: …tenzij het profijt anders vereist….   

Vraag 27.2: Waarom is er geen maximale zittingstermijn van bijvoorbeeld 12 jaar voor ambtsdragers opgenomen?

Antwoord 27.2: Ook in de oude DKO werd geen maximaal aantal genoemd. Er zijn argumenten aan te voeren voor een begrenzing, maar er zijn ook argumenten om dat niet te doen, zoals continuïteit en ambtelijke ervaring. De bestaande praktijk van vele decennia is in de nieuwe DKO vastgelegd. Elke kerkenraad is overigens vrij om deze argumenten te wegen bij de herverkiezing.

Vraag 27.3: Geldt er geen maximale leeftijd voor ambtsdragers?

Antwoord 27.3: Nee, zowel de oude als de nieuwe DKO geven hierin geen regel. Belangrijk is of men met stichting de gemeente mag dienen.

Artikel 28 – Verhouding kerk – overheid

Tot het ambt van de overheid behoort, naar het oordeel van de kerk, het in stand houden en bevorderen van de eigen plaats van de kerk en van de uitoefening van de eredienst in de samenleving. Daarom mag van de overheid en de kerk verwacht worden dat een ieder in de vreze des Heeren het zijne zal doen om alle achterdocht en wantrouwen te voorkomen en goede eendracht te bevorderen met het oog op het welzijn van de kerk.

Daartoe dient:

  • de plicht van predikanten, ouderlingen en diakenen om mede door hun voorbeeld de gehele gemeente met ijver en oprechtheid de gehoorzaamheid, liefde en eerbied in te scherpen, die zij de overheidspersonen verschuldigd zijn. Hiertoe behoort ook de plicht de overheden in de voorbede op te dragen.a

  • de plicht van de kerk om de overheden op te roepen wetgeving, bestuur en rechtspraak zodanig in te richten en uit te oefenen dat Gods geboden door overheid en samenleving in acht worden genomen.b

Toelichting