Vraag 2.1: Wat is de kerkrechtelijke status van een pastoraal werker?
Antwoord 2.1: De pastoraal werker wordt in de DKO als zodanig niet genoemd. In feite is hij een gewone ouderling, die (voor een deel van zijn tijd) wordt vrijgesteld voor kerkelijk werk en daarvoor een vergoeding krijgt. Gegevens hieromtrent zijn opgenomen in de besluiten van de Generale Synode 2019.
Vraag 5.1: In artikel 5 wordt gesproken van de akte van losmaking en de door de classis verleende akte van ontslag. Zijn beroepsbrief en aannemingsbrief niet meer noodzakelijk?
Antwoord 5.1: In artikel 5 wordt alleen de attestatie genoemd. (Dat is de gebruikelijke attestatie.) De toelichting vermeldt ook de akte van losmaking en de akte van ontslag. Inderdaad hoort daar in de praktijk ook de beroepsbrief bij en de brief dat het beroep is aangenomen.
Vraag 22.1: Op pag. 48, van ‘…en met orde’ (toelichting 3, het 3e en 4e aandachtstreepje) staat: “Dit levert blanco stemmen op. Die moeten worden afgetrokken van het totaal.” Hoe kan dat gerealiseerd? Zo’n incompleet stembriefje staat toch voor één stem?
Antwoord 22.1: Een concreet voorbeeld: stel er moeten uit vier namen twee namen worden aangekruist en er is er maar één aangekruist. Dan is er één blanco stem. Die moet worden meegenomen in het totaal aantal blanco stemmen dat er is. Zie voor een rekenvoorbeeld ds. Silfhout, 'Kort bestek’ pag. 168. Dit voorbeeld is echter geen vastgesteld voorschrift.
Vraag 22.2: Zie pag. 49, toelichting 6. Is het kerkrechtelijk toegestaan om voorafgaand aan de stemming mee te delen dat in het geval meer personen met meerderheid gekozen zijn, zij allen gekozen zijn?
Antwoord 22.2: Dit is niet juist. Bij een stemming wordt altijd van te voren aangegeven hoeveel personen nodig zijn om te verkiezen. Als er bijvoorbeeld drie diakenen verkozen moeten worden, dan zijn er zes namen gesteld waaruit gekozen kan worden. Als er een extra diaken nodig is, moeten er dus acht namen worden voorgedragen. Dat is kerkrechtelijk de juiste manier van stemming.
Vraag 22.3: Mogen bij de vrije stemming bij instituering (zie onder a, punt 7) alleen manslidmaten stemmen die niet onder censuur staan en die minimaal een jaar lid zijn van de gemeente?
Antwoord 22.3: Inderdaad, gecensureerden worden niet uitgenodigd; zij hebben immers geen actief en geen passief stemrecht. De gedachte dat men minimaal een jaar lid moet zijn, heeft geen betrekking op het uitoefenen van het actief stemrecht.
Vraag 22.4: Geldt het recht van approbatie bij door de kerkenraad gestelde kandidaat-ambtsdragers?
Antwoord 22.4: Nee, dit recht geldt alleen bij verkózen en te bevestigen kandidaten.
Vraag 27.1: Waarom is de zittingsduur van ambtsdragers gewijzigd van twee jaar naar drie à vier jaar?
Antwoord 27.1: : De praktijk was veelal anders dan de letter van dit artikel, zeker in de kerken van de Afscheiding. Voetius vond bijvoorbeeld een periode van twee jaar al tekort; hij dacht zelf aan vier of vijf jaar. Bovendien gaf het oorspronkelijke artikel en het aangepaste artikel zelf al ruimte voor afwijking met de zinsnede: …tenzij het profijt anders vereist….
Vraag 27.2: Waarom is er geen maximale zittingstermijn van bijvoorbeeld 12 jaar voor ambtsdragers opgenomen?
Antwoord 27.2: Ook in de oude DKO werd geen maximaal aantal genoemd. Er zijn argumenten aan te voeren voor een begrenzing, maar er zijn ook argumenten om dat niet te doen, zoals continuïteit en ambtelijke ervaring. De bestaande praktijk van vele decennia is in de nieuwe DKO vastgelegd. Elke kerkenraad is overigens vrij om deze argumenten te wegen bij de herverkiezing.
Vraag 27.3: Geldt er geen maximale leeftijd voor ambtsdragers?
Antwoord 27.3: Nee, zowel de oude als de nieuwe DKO geven hierin geen regel. Belangrijk is of men met stichting de gemeente mag dienen.