Vraag 2.1: Wat is de kerkrechtelijke status van een pastoraal werker?
Antwoord 2.1: De pastoraal werker wordt in de DKO als zodanig niet genoemd. In feite is hij een gewone ouderling, die (voor een deel van zijn tijd) wordt vrijgesteld voor kerkelijk werk en daarvoor een vergoeding krijgt. Gegevens hieromtrent zijn opgenomen in de besluiten van de Generale Synode 2019.
Vraag 3.1: Is het toegestaan voor een ouderling/kerkelijk werker om binnen de gemeente waartoe hij behoort op zondag een stichtelijk woord te spreken?
Antwoord 3.1: In een uitvoerig rapport dat op de PS Zuid in 2020 is aanvaard is dit onderwerp behandeld. De conclusie van het rapport is dat de verkondiging van Gods Woord is voorbehouden aan hen die daartoe van Godswege geroepen zijn. De gegevens uit de Schrift en de belijdenisgeschriften bieden geen steun voor de figuur van de lerend ouderling. De Dordtse Kerkorde kent een ‘tweede route’ tot het ambt van predikant, maar geen tweede ambt van lerend ouderling, naast het ambt van predikant. De Gereformeerde Gemeenten hebben in de lijn van Dordt de ruimte voor lerend ouderlingen ingeperkt.
Vraag 3.2: Mag een evangelist tijdens een eredienst voorgaan in de gemeente?
Antwoord 3.2: In erediensten kunnen evangelisten niet voorgaan dit is voorbehouden aan predikanten. Ook wanneer het een evangelisatiedienst betreft waarbij tijdens het gebed en de preek speciale aandacht wordt besteed aan het evangelisatiewerk.
Bij gemeenteavonden, (jeugd)verenigingsavonden en doordeweekse laagdrempelige evangelisatiesamenkomsten is het wel mogelijk dat een evangelist spreekt. Het is nadrukkelijk geen eredienst.
Vraag 5.1: In artikel 5 wordt gesproken van de akte van losmaking en de door de classis verleende akte van ontslag. Zijn beroepsbrief en aannemingsbrief niet meer noodzakelijk?
Antwoord 5.1: In artikel 5 wordt alleen de attestatie genoemd. (Dat is de gebruikelijke attestatie.) De toelichting vermeldt ook de akte van losmaking en de akte van ontslag. Inderdaad hoort daar in de praktijk ook de beroepsbrief bij en de brief dat het beroep is aangenomen.
Vraag 7.1: Is een evangelist uitgezonden in het buitenland (of zendingswerker) een ambtsdrager met ambtelijke volmacht?
Antwoord 7.1: Nee, conform de uitspraken van de Generale Synode van 1995 en 2004 heeft deze geen ambtelijke volmacht. Uitzondering hierop is gemaakt op de Generale Synode in 1998 voor een bijzondere situatie in Ecuador. Deze mogelijkheid tot uitzondering is behouden op de Generale Synode van 2004. De Generale Synode stelt dat evangelisten in het buitenland hun arbeid verrichten onder kerkelijke volmacht die gedragen wordt door approbatie en uitzending van kerkenraad en gemeente. Het betreffende deputaatschap (bijvoorbeeld Deputaatschap voor de zending of Deputaatschap voor Israël) draagt de ambtelijke verantwoordelijkheid in het licht van artikel 39 D.K.O.
Vraag 7.2: Is een evangelist in Nederland of België een ambtsdrager met ambtelijke volmacht?
Antwoord 7.2: Een evangelist in Nederland en België kan ambtelijke volmacht hebben als deze als ouderling met bijzondere opdracht aan de moedergemeente verbonden is. De band met de plaatselijke kerkenraad, de relatie tot de gemeente en het uitoefen van toezicht krijgt hier gestalte. Het deputaatschap evangelisatie verzoekt de kerkenraad en gemeente om een door hem benoemde evangelist als ouderling met een bijzondere opdracht te bevestigen.
Vraag 11.1: Hoe moet een kerkenraad handelen bij langdurige ziekte van een predikant?
Antwoord 11.1: Hiervoor is een complete rapport van regeling bij ziekte en uitval van predikanten opgesteld. Een belangrijk onderdeel daarvan is het Protocol bij ziekte en uitval van een predikant. Het volledige rapport is voor kerkenraden op verzoek beschikbaar.
Vraag 13.1: Als een predikant op grond van medische redenen emeritaat wil aanvragen, welke stappen moet hij daarvoor dan nemen?
Antwoord 13.1: Op de Generale Synode van 1995 en 2004 zijn hiervoor richtlijnen opgesteld en vertrouwensartsen aangesteld. De medische gronden waarop de verklaringen van de artsen zijn gebaseerd worden niet ter kennis gebracht van de ambtelijke vergadering. De kerk dient de kosten van de medische keuringen te betalen. De synode heeft de benoeming van de vertrouwensartsen aan het moderamen gedelegeerd. Ten aanzien van de taak van de vertrouwensarts heeft de Generale Synode van 2004 de volgende richtlijnen opgesteld:
Slechts een van de twee aangewezen vertrouwensartsen behoeft te worden ingeschakeld, waarbij het voor de hand ligt dat die arts wordt ingeschakeld die in de betrokken regio woonachtig is
Dat met het oog op het nemen van een zo verantwoord mogelijke beslissing de vertrouwensarts zal verwijzen naar twee specialisten. Dit zullen bij voorkeur specialisten zijn, die nog niet eerder met betrokkene in aanraking zijn geweest.
Het de taak is van de vertrouwensarts om op basis van de bevindingen van de geconsulteerde specialisten een eindoordeel omtrent de medische aspecten van de emeritaatsaanvraag te geven. Hij is daarbij gehouden tot geheimhouding van de medische detailgegevens.
De beslissing omtrent de emeritaatsaanvraag berust bij de kerkelijke vergaderingen; deze zullen echter wel buitengewoon zwaarwegende redenen moeten hebben om van het medisch oordeel van de vertrouwensarts af te wijken.
Vraag 13.2: Kan een emerituspredikant deputaat blijven?
Antwoord 13.2: Op de Generale Synode van 2001 is hierover gesproken maar geen harde uitspraak gedaan. Tijdens de Synode is geconcludeerd dat er geen kerkrechtelijke grond bestaat om te zeggen dat een emerituspredikant niet langer in een deputaatschap zitting mag hebben. Maar er moet wel met wijsheid mee worden omgegaan. Er moet worden gewaakt tegen vergrijzing. Bovendien is het niet goed op mensen te bouwen. Het gaat om de leiding des Heeren. De beslissingsbevoegdheid ligt bij de Generale Synode die zich via stemming uitspreekt over de benoeming van primi en secundi.
Vraag 13.3: Is er ook de mogelijkheid van deeltijdemeritaat?
Antwoord 13.3: De Generale Synode van 2010 heeft hierover een uitspraak gedaan. De conclusie van de vergadering was dat artikel 13 van de DKO als regel alleen is bedoeld voor volledig emeritaat. Er zijn niettemin uitzonderlijke situaties denkbaar waarin er toch enige ruimte geboden moet worden opdat er in de kerkelijke weg een passende oplossing kan worden gevonden. Het zou echter te ver gaan om voor dergelijke uitzonderlijke situaties een regeling te treffen.
Vraag 22.1: Op pag. 48, van ‘…en met orde’ (toelichting 3, het 3e en 4e aandachtstreepje) staat: “Dit levert blanco stemmen op. Die moeten worden afgetrokken van het totaal.” Hoe kan dat gerealiseerd? Zo’n incompleet stembriefje staat toch voor één stem?
Antwoord 22.1: Een concreet voorbeeld: stel er moeten uit vier namen twee namen worden aangekruist en er is er maar één aangekruist. Dan is er één blanco stem. Die moet worden meegenomen in het totaal aantal blanco stemmen dat er is. Zie voor een rekenvoorbeeld ds. Silfhout, 'Kort bestek’ pag. 168. Dit voorbeeld is echter geen vastgesteld voorschrift.
Vraag 22.2: Zie pag. 49, toelichting 6. Is het kerkrechtelijk toegestaan om voorafgaand aan de stemming mee te delen dat in het geval meer personen met meerderheid gekozen zijn, zij allen gekozen zijn?
Antwoord 22.2: Dit is niet juist. Bij een stemming wordt altijd van te voren aangegeven hoeveel personen nodig zijn om te verkiezen. Als er bijvoorbeeld drie diakenen verkozen moeten worden, dan zijn er zes namen gesteld waaruit gekozen kan worden. Als er een extra diaken nodig is, moeten er dus acht namen worden voorgedragen. Dat is kerkrechtelijk de juiste manier van stemming.
Vraag 22.3: Mogen bij de vrije stemming bij instituering (zie onder a, punt 7) alleen manslidmaten stemmen die niet onder censuur staan en die minimaal een jaar lid zijn van de gemeente?
Antwoord 22.3: Inderdaad, gecensureerden worden niet uitgenodigd; zij hebben immers geen actief en geen passief stemrecht. De gedachte dat men minimaal een jaar lid moet zijn, heeft geen betrekking op het uitoefenen van het actief stemrecht.
Vraag 22.4: Geldt het recht van approbatie bij door de kerkenraad gestelde kandidaat-ambtsdragers?
Antwoord 22.4: Nee, dit recht geldt alleen bij verkózen en te bevestigen kandidaten.
Vraag 22.5: Wanneer er een appel op de classis is gedaan aangaande de herverkiezing van een ambtsdrager; Blijft deze dan nog wel ambtsdrager zolang de classis nog geen uitspraak heeft gedaan?
Antwoord 22.5: Het verdient dan de voorkeur om in deze situatie de oude lijn aan te houden om de ambtsdrager in functie te doen blijven tot de classisuitspraak. Wanneer het in functie blijven gedurende de behandeling van het appel tot zeer ongewenste gevolgen zou leiden, bijv. vanwege grote spanningen in de gemeente, kan hiervan uiteraard moeten worden afgeweken. Dit is ter beoordeling van de kerkenraad.
Vraag 23.1: Hoe moet een kerkenraad omgaan met een Bijbelkring binnen de gemeente?
Antwoord 23.1: De Generale Synode van 1998 heeft zich hierover al gebogen en een notitie doen uitgaan naar de kerkenraden. In de kern komt het er op neer dat het verenigingsleven onder de verantwoordelijkheid van de kerkenraden moet plaats vinden. Ook een Bijbelkring behoord behoorlijk ambtelijk toezicht te hebben. De volledige notitie kunt u hier bekijken.
Vraag 27.1: Waarom is de zittingsduur van ambtsdragers gewijzigd van twee jaar naar drie à vier jaar?
Antwoord 27.1: : De praktijk was veelal anders dan de letter van dit artikel, zeker in de kerken van de Afscheiding. Voetius vond bijvoorbeeld een periode van twee jaar al tekort; hij dacht zelf aan vier of vijf jaar. Bovendien gaf het oorspronkelijke artikel en het aangepaste artikel zelf al ruimte voor afwijking met de zinsnede: …tenzij het profijt anders vereist….
Vraag 27.2: Waarom is er geen maximale zittingstermijn van bijvoorbeeld 12 jaar voor ambtsdragers opgenomen?
Antwoord 27.2: Ook in de oude DKO werd geen maximaal aantal genoemd. Er zijn argumenten aan te voeren voor een begrenzing, maar er zijn ook argumenten om dat niet te doen, zoals continuïteit en ambtelijke ervaring. De bestaande praktijk van vele decennia is in de nieuwe DKO vastgelegd. Elke kerkenraad is overigens vrij om deze argumenten te wegen bij de herverkiezing.
Vraag 27.3: Geldt er geen maximale leeftijd voor ambtsdragers?
Antwoord 27.3: Nee, zowel de oude als de nieuwe DKO geven hierin geen regel. Belangrijk is of men met stichting de gemeente mag dienen.